den; de biechtvader zal er wel voor zorgen! En ook onder de Protestanten; - het is voor romanlezers bijna te ernstig en te gemoedelijk. Het zal intusschen wel zijn publiek vinden; en, kan ons woord daar iets toe bijdragen, wij durven het jonge lezers en lezeressen uit den beschaafden stand gerustelijk aanbevelen; het zal den lezer in zijne Protestantsche begrippen bevestigen.
Het behelst, gelijk wij zeiden, eene familiegeschiedenis. Één tak van dezelfde familie is ijverig Protestantsch, de andere ijverig Roomschgezind. Beide leven echter in goede verstandhouding, en het verschil in Godsdienst verbrak de bloedverwantschappelijke genegenheid niet. Uit vrees evenwel voor den invloed des Protestantschen zoons op dien van het Roomschgezinde huis, had men den laatstgenoemden eenige jaren op reis gezonden, onder opzigt van eenen Geestelijke, die een Jezuit, en de opregte vriend van den jongeling was; een man, verre van dom of onkundig, en van beproesde braafheid en godsvrucht. Met de terugkomst der reizigers begint het werk; gezegde Jezuit werd nu Huispriester. De jonge lieden hervatten de oude vriendschap; en de Roomschgezinde jongeling, nog altijd onder de leiding en waarlijk zan den leiband van den biechtvader, die hem alles was, scheen nu genoegzaam beveiligd. Natuurlijk, echter, kwam het geschil van Godsdienst gedurig ter bane; maar, in weerwil van waarheid en gezond verstand, de Roomsche jongeling bleef standvastig, ofschoon de Priester in het oplossen der bedenkingen verre te kort schiet. Inmiddels is zijne edele zuster zeer veel minder geneigd tot blind geloof en blinde onderwerping; en, niettegenstaande hare verloving aan een' beminden Roomschgezinden jongeling, wordt zij Protestante. Maar vooral is ons het boek belangrijk van wege de worsteling van den braven Priester tusschen zijn geweten en kerkgeloof, en tusschen zijne opregte vriendschap voor zijnen kweekeling en zijne gelofte tot blinde gehoorzaamheid aan de hoofden zijner Orde. Aan de laatste offert hij toch alles, ook zijnen geliefden kweekeling, op, dien hij eindelijk, als het slagtoffer van intrigue en blinde religiezucht, in den kerker der Inquisitie te Rome helpt! Gelukkig wordt hij daar nog uit verlost, doordien zijn Protestantsche vriend ontdekkingen van staatkundigen aard deed, die hem het lot van een aantal Jezuiten in handen gaven. De jongeling verlaat
dan ook de Roomsche kerk, echter niet dan na den dood van zijnen biechtvader, dien braven en steeds in zijn leven tegen zijne betere overtuiging worstelenden man, wiens sterven hij bijwoonde, en bij 't