| |
Proces van den Constitutionnel, bepleit door Mr. Dupin, Advokaat, voor het Koninklijke Geregtshof van Parijs, den 26 Nov. 1825, en vervolgens verzameld uit autentieke Stukken, door den Verdediger zelven toegezonden aan en vertaald door P. Meesters, voormaals beëedigd Translateur. Met Portret en Facsimile. Te Sluis, in Vlaanderen, bij T.J. Jansen. 1826. In gr. 8vo. 243 Bl. f 1-80.
Het is een ontzagverwekkend schouwspel, tegenwoordig door geheel Europa niet meer, zoo als vóór eene Eeuw, twee strijdige Bondgenootschappen van Vorsten tegen elkander over te zien, om over de regten eenen
| |
| |
handelmaatschappij, of het bezit van een stukje van Italië, te twisten, maar de vrienden des lichts en die der duisternis, het Rijk van god, die een licht is, en van satan, in slagorde tegen elkander over geschaard te aanschouwen. Dus is het tegenwoordig in de Europesche wereld, bijkans in alle landen derzelve. Nog heeft het licht in het Noorden, in Noordelijk Duitschland, Beijeren, Wurtemberg, Engeland, Nederland, de overhand; maar het is geheel uitgedoofd in Oostenrijk, Italië, Spanje, en begint in Portugal naauwelijks te herrijzen. (Immers de woelingen van eenige vrienden der duisternis, van eenige, minder Schriftgeleerden, dan Pharizeën, in ons Vaderland en in Duitschland, zijn van te weinig belang, om hier in aanmerking te komen.) Doch het groote worstelperk van licht en duisternis is het midden van Europa, is Frankrijk, hetwelk, naauwelijks uit eene groote Omwenteling herrezen, reeds weder tot een' anderen strijd wordt geroepen. Hierop zijn dan ook de oogen der geheele beschaafde wereld gevestigd. De massa der bevolking staat tegenover eenige Ministers en Hovelingen, maar vooral Geestelijken, die de Jezuiten en de geloofsvervolgingen terug willen brengen. Zal het Vaderland van hendrik IV, van coligny, fenelon, malesherbes, turgot en la fayette weder bukken voor de leerlingen van loyola? Zal de St. Bartelsnacht daarin voortaan, zoo niet vernieuwd, dan toch goedgekeurd, geprezen, en haar beginsel het heerschende worden? Zal het overblijfsel der aldaar weleer zoo bloeijende
Hervormde Kerk worden verdrukt? Zullen de martelaars der Cevennes hun bloed te vergeefs gespild hebben, om nog dat overschot te behouden? Zal het drieste bijgeloof, de domste paperij, de afzigtigste schijnheiligheid den naam van christus en Christendom aldaar doen miskennen en lasteren? Zal, in één woord, Frankrijk een tweede Spanje worden, - van het goede, dat de Omwenteling, ten koste van stroomen des edelsten bloeds, heeft gewonnen, niets meer overig blijven, en de Gallicaansche Kerk, die boven alle de Roomsche Kerken des Aardbo- | |
| |
dems door een weinig meer vrijheid uitmuntte, en daardoor ook zoo vele groote mannen teelde, zal zij bukken voor den Stoel van Rome en de ultramontaansche leerstellingen? Deze vragen zijn thans alle vervat in die: ‘Zal de wet, welke de drukpers aan banden legt, doorgaan?’ Vóór ruim een jaar schenen zij begrepen te zijn in de vraag: Zullen de ‘dagbladen kunnen veroordeeld worden wegens eene strekking tot verguizing van den Godsdienst; dat is, tot ontdekking van de misdaden, bedriegerijen en kwakzalverijen der Priesters?’ Immers, indien twee dagbladen der liberale partij, de Constitutionnel en de Courrier Français, welke beide wegens dat vergrijp door het publieke Ministerie waren beschuldigd, eene veroordeeling hadden ondergaan, dan zou het met alle godsdienstige, en spoedig ook met alle staatkundige vrijheid van schrijven en spreken gedaan zijn geweest. Een pleidooi van zulk eenen aard was dus geene particuliere zaak, slechts voor de belanghebbenden, de regtstreeks daarin betrokkenen, van gewigt: men kan zeggen, dat geheel Frankrijk in deze zaak
belang had, en dat Europa met deelneming op de beslissing van het Hof de oogen vestigde. De vertaling der stukken van dit belangrijke pleidooi kan dus misschien van nut zijn voor dezulken onder ons, die geen Fransch kennen; schoon wij niet gelooven, dat er onder de beschaafde kringen velen zijn, in de algemeene zaken van Europa belang stellende, die deze taal niet genoegzaam verstaan, om daarin een gemakkelijk boek te kunnen lezen. Doch de akten van dit Proces, in de dagbladen en wel gebrekkig verspreid, worden door deze vertaling volgens de echte stukken tot een geheel vereenigd, en in zoo verre is zij ons welkom. - De Advocaat-generaal, de broë, betigt de gemelde dagbladen wegens een aantal artikelen, waarin zij den Godsdienst van den Staat (dit woord, niet zonder geheime bedoelingen in het Charter geplaatst, doet men thans zeer hoog klinken) zouden aanranden, door de monniken, de Ignorantijnen, de zendelingen, en andere onwaardige en heerschzuchtige Geestelijken, van onderscheidene daadzaken te beschuldigen, en zulks met bitse en honende uitdrukkingen. Uitnemend verdedigt de welsprekende dupin zijnen kliënt, (den Constitutionnel) door van de meeste der gewraakte feiten bewijzen bij te brengen, die de Advocaat-generaal niet kan ontzenuwen, maar andere getuigschriften van ligchamen, in soldij der Regering staande, daartegen aanvoert, van sommi- | |
| |
ge van welke dupin in zijne dupliek de nietigheid aantoont Doch nu, door zijne partij gedrongen, ontdekt hij nog meer gruwelen der ongeregtigheid; het Hof spreekt het beschuldigde dagblad (met eene vermaning tot voorzigtigheid) vrij, en de Jezuiten en de Congregatie, ditmaal deerlijk teleurgesteld, hebben bij dit regtsgeding niets dan schande en grootere wereldkundigheid hunner in het
duister gesmede ontwerpen ingeoogst. Gaarne deelden wij onzen Lezeren eenige staaltjes dier nieuwe priester-taktiek mede; maar wij weten uit de menigte bijna niet te kiezen.
In eenen zoogenaamden Catechismus van het gezond verstand heeft men de onbegrijpelijke schaamteloosheid, den Roomschen Godsdienst als de éénige leer van het gezond verstand te doen voorkomen. Eene wet voor andere leerstellingen is dus eene wet om gek (fou, krankzinnig) te zijn; eene gelijke bescherming aan de Roomsche en andere geloofsbelijdenissen is zoo veel als eene gelijke bescherming aan de redelijkheid en aan de dwaasheid. De Regering moet dus omtrent de Onroomschen hetzelfde gedrag volgen als omtrent de krankzinnigen (bl. 89.) En dat zeggen de voorstanders der Transsubstantiatie!!! - Deze redelijke menschen nu, deze voorstanders van het gezond verstand, maken hunne kudde diets, dat onze Heiland zich onlangs een half uur lang te Lyon als een natuurlijk persoon vertoond heeft, en zijne voeten op het deksel van de ouwelkas gezet (waarin Hij NB. immers ook was). Men strooit brieven uit, door jezus christus eigenhandig geschreven, die goed zijn tegen den Duivel, den bliksem, brand, storm en barensnood; vertoont prenten, waarop eene dienstmaagd door drie slangen verslonden wordt, omdat zij aan een' schooijer slechten wijn had geschonken! Men noemt openlijk het Charter en alle constitutionele inrigtingen van Frankrijk het werk des Satans, en de huizen van opvoeding, waar niet de geest der Middeleeuwen heerscht, roosnesten, en kost voor den Duivel. De Koning moet zijn zwaard opvatten, en alle die goddeloozen verpletteren. (Hier ziet men, dat de leerlingen des satans, hoezeer onder verschillende banieren, overal dezelfde taal voeren en hetzelfde beginsel huldigen, het beginsel van haat en
vervolging. (Men denke aan onlangs bij ons uitgekomene geschriften.) Men mag geene lijkrede meer houden op zijnen bloedverwant of vriend, zoo men geen priester is. Te Rome, waar algemeen gezegd wordt, dat men zoo vrij leeft,
| |
| |
worden de menschen openlijk aan den lijve gestraft, wanneer zij vleesch eten op Vrijdag; en dit begint men, of wil men althans beginnen, in Frankrijk na te volgen.
Ziedaar zoo vele teekenen der tijden! O, laat ons waken voor de bewaring van het kleinood, ons toebetrouwd, de zuivere leer der Openbaring, alleen op den Bijbel gegrond, en niet ontluisterd door menschelijke leeringen!
Jammer, dat de vertaling van dit belangrijk geschrift zoo gebrekkig of liever zoo stijf is. Wat voor taal is dit, b.v., bl. 203, van de Priesters in Frankrijk sprekende: Zult gij niet vreezen, dat het heiligdom, zoodanig geschonden, onteerd, deszelfs gelederen niet meer zal kunnen rekruteren, dan in zoodanige klassen der maatschappij, waar de aard van het eerste onderwijs, en vervolgens de tegenstrijdigheid der standpunten, dikwijls eene oorzaak te meer wordt van misslagen en dwalingen? Doch het lust ons niet, die volzinnen af te schrijven: elk, die ze inziet, zal die onverstaanbaar vinden, dun en onderhevig aan uitwaseming eene beschuldiging van strekking!!!.... Het fac simile, op den titel vermeld, bepaalt zich tot de eenvoudige onderteekening van het woord dupin. |
|