| |
Het oude licht en het nieuwe licht in den Godsdienst, met elkander vergeleken in eene briefwisseling tusschen vrienden uit den beschaafden stand, door Vrouwe H.H.M. Bähler, geboren Despar. Te Amsterdam, bij J.H. den Ouden. 1826. In gr. 8vo. 119 Bl. f 1-25.
De zamenstelster der zestien brieven, die hier aan het publiek worden te koop geboden, wil niet, dat de lofspraken, hier aan Mevr. S. gegeven over hare kunde en juist oordeel, zullen beschouwd worden als op haar toegepast door zichzelve, dewijl die verwaandheid, onder anderen, met den ootmoed des harten, dien hoofdtrek van een' waar' Christen, te zeer strijdig is. Wij willen haar dus met dien eigenwaan niet beschuldigen. (Die ootmoed deed zeker de huisvrouw van Do. bähler zichzelve ‘Vrouwe’ betitelen.) Dat zij evenwel zoo knap is als Mevr. S., zoo liefderijk en zoo verlicht, als die geroemd
| |
| |
wordt, lijdt geene tegenspraak, dewijl zij de brieven schreef dier Dame, die door Roman-lectuur, in hare jeugd, haar zenuwgestel vaak beroerd, en hare gezondheid benadeeld heeft, (bl. 16.)
En nu, hoeden af! Wel- ja Hoogeerwaardige, Zeer-ja Hooggeleerde Heeren! Gij aldus ook, Onderwijzers in den Godsdienst, als polman en soortgelijken! Weledele Heeren, Studenten in de Godgeleerdheid, en wie onzer jongelieden zich tot de belijdenis zijns geloofs wenscht te laten opleiden, voor zoo veel gij tot de Gereformeerde kerk behoort! Hier schijnt het ware licht; ander licht is schemerlicht en zwaveldamp! (bl. 31, 117) Elk, die maar éénen brief van Louise S. gelezen heeft, al stond hij zoo vast in zijne nieuwmodische schoenen als Cecilia G., zal daarvan overtuigd worden, als hij maar zoo wikt en weegt als deze. En, waarom zoudt ge dat niet doen? De Reformatie in de Gereformeerde kerk is vooral niet minder noodzakelijk, als, toen luther opstond, de Hervorming der Paapsche was. Denk maar eens! er zijn zelfs menschen, die gelooven, dat de geest in het woord is, en dat dus alle Christenen den geest hebben, (bl. 60.) Ach ja! zelfs Recensent geloofde dit altijd, en predikte het meer dan twintig jaren, en meende zelfs tot nog toe, dat dit Bijbelsch, ja ouderwetsch Gereformeerd was!! - 't Is nog erger: er gelooven er, dat de Heilige Geest een uitwendig middel is... (of is het Vrouwe bähler, die zulks gelooft? dat was ons niet regt klaar.) Zie, wat ontdekkingen doet men bij dit oude licht! Zoo iets dachten wij, dat volstrekt onwaar, en onmogelijk was; maar het is zoo: het staat bl. 60 te lezen. Wat ijsselijk gevaar! Gelukkig, dat er luthers komen! Zelfs de Heer G., de echtgenoot van Cecilia, zoo goed Gereformeerd anders als dacosta, maar wat meer voor de rust, werd er van overtuigd. Hij meende te voren, dat het nu geene zaak was, om het kolos (?) van het nieuwe licht omver te pogen te werpen; doch -
wik en weeg slechts zoo als hij, wat Louise in den achtsten brief schrijft, en ge zult wel an- | |
| |
ders oordeelen. Zijt ge een predikant, gij zult u tegen uwen Collega, zijt ge een Ouderling, gij zult u tegen de Predikanten (bl. 47), ja, wie gij zijt, gij zult een david worden, en u tegen den goliath (het kolos van 't nieuwe licht) verzetten, (bl. 113.) Ei, wik en weeg toch, wat Louise schreef, maar zoo als Mijnheer en Mevrouw G. wikken en wegen, en wij verzekeren u, gij zult, al waart ge zoo voor het nieuwe licht geweest als de laatste, vooreerst de Sadduceen van den braven da costa (niet met vergelijking van de blikken van den verblinden wiselius) gaarne lezen, in het heldenkorps van Do. bähler en Comp. vechten, en zoo overtuigd worden, als de Heer N., van wiens bloedspuwing en dood ons hier ook, en passant, gemeld wordt, op zijn sterfbed nog was, dat gij zalig worden moet buiten eenig opzigt tot uwe deugd!! (bl. 117. Vergel. bl. 79, maar vooral den Heidelb. Katech. vr. en antw. 64, 87 ezv. en het geheele Evangelie, bijzonder Matth. V-VII en de pligtvermanende gedeelten der Apostolische Brieven.)
Er zullen er wel zijn, die dit laatste, en zoo veel meer in deze brieven, tegenstrijdig zullen vinden, ja die de Schrijfster zullen beschuldigen van gebrek aan oordeel, en van bijsterzinnigheid, die alles door elkander haspelt, onwettige gevolgtrekkingen uit ware of onware redeneringen afleidt, stelt zonder bewijzen, en den Bijbel draait met systematisch vooroordeel ezv.; maar, wat zijn dat voor lieden, in de Gereformeerde kerk! (want anderen, Remonstranten b.v. ezv., komen niet in aanmerking.) Gewis, lieden, zoo als de steller dezes zich nog kende, toen hij onlangs de preekjes van james, bähler, en den wettelijken strijd van capadose ezv. recenseerde; lieden, die bang zijn voor de toepassing van Louises fraaije aanmerking (bl. 59): ‘hoe verder het snoer wordt uitgerekt, om een grooter aantal broederen te omvatten, hoe slapper het wordt, dit is klaar;’ bang, omdat zij 1 Tim. II:4 daarbij niet aanhalen durven; lieden, die zoo eigenwijs en stijfzinnig zijn, dat ze niet begrijpen kunnen, hoe een schepsel, zoo onmagtig als een doode,
| |
| |
die zich niet kan in het leven roepen, bidden moet en bidden kan, en die integendeel meenen, dat hij dit ook niet kan, dan, gelijk alles goeds, door den geest Gods, die alles in allen werkt, en die dat bewijzen, niet alleen uit den Bijbel, b.v. Philipp. II:12b en 13, maar zelfs uit het woordje ‘laten’ in den Katechismus, antw. 103, - zulke lieden zullen, wat uit het huishouden van Do. bähler komt, altemaal wel abracadabra noemen, of hokus-pokus; ja, Recensent kent er zelfs een, die zeide: ‘Als ik zoo eene theologisch-polemische vrouw had, ik zou tot haar zeggen, wat, in anderen zin, de lijdzame job zeide tot zijne huisvrouw: ‘Gij spreekt, als eene der zottinnen spreekt.’ En die man is ook een Gereformeerd Predikant, die zegt, dat hij veel van paulus houdt, en van 1 Cor. XIV:34, 35, en dat hij gaarne der vrouwen godsdienstkennis roemt en bevordert, en daarom zijne vrouw de schriften van hannah more ezv. lezen laat. Doch, zulk slag van menschen doet niet, wat Vrouwe bähler verzoekt (bl. 7. in de voorrede); zij wikken en wegen hare dierbare woorden niet, zoo als het behoort, dat is, zoo als de Heer G. en zijne beminde de brieven van Mevr. S.
Wij prijzen dit boek vooral aan de Dames aan van eene verwaarloosde opvoeding, en die, door duizend nietsbeduidende bezigheden en ijdele vermaken, geene de minste hebbelijkheid hebben verkregen tot diep nadenken en grondig onderzoeken. Want het is aan deze lieve gezellinnen inzonderheid, dat deze briefwisseling uit den beschaafden stand opgedragen is door Vrouwe bähler. Zoo wordt door haar de pantoffel-parade, de schouwburg, ja de kerk zelfs gezuiverd; de kerk, waarin mannen preken, zoo als broes, een - (capadose heeft het immers aan den dag gebragt?) een door den Koning begunstigde Jezuit, en een wildschut, die nog onlangs de Voorzitter durfde wezen van de Maatschappij Tot Nut van 't Algemeen, en anderen van die soort! Zoo bloeit de vijgeboom, hun ten spijt, die, omdat zij in zoo langen tijd niet van hem hoorden, hem wel verdord zouden achten.
| |
| |
Zoo getuigt de Kerkelijke Geschiedenis aan den laten naneef van de verdiensten der Gereformeerden, die uit de besnijdenis waren! En Do. bähler en Vrouwe bähler deelen met hen in dien onschatbaren naroem! - Wij prijzen daartoe deze briefwisseling aan, ook met dit staaltje uit zoo veel schoons: ‘Staan zij beiden, de vrouw en de man, niet volmaakt gelijk met betrekking tot hunne natuurlijke ellende, en tot de middelen, die zij moeten aanwenden, om van die ellende verlost te worden?’ Wij zeggen openlijk: Ja zij!
|
|