den edelen grijsaard, de zoon van zijnen overledenen boezemvriend. Hij spreekt dit woord met wereld- en menschenkennis en uit ondervinding; hij spreekt het voor het zedelijk goede; hij spreekt het bij onderscheidene gelegenheden, en het viel in eenen vruchtbaren grond. Ter bekorting heeft de Vertaler, hetgeen uit gellert en anderen in het oorspronkelijke was overgenomen, hier teruggehouden, er eenvoudig op verwijzende. Wij verheugen ons echter, dat hij dit met den Hercules in tweestrijd, van Prodicus, verhaald door Socrates, niet heeft gedaan, en hadden zulks ook bij het straks gemelde liefst niet gezien, daar ieder lezer de aangehaalde werken juist niet altijd bij de hand heeft. - Dit werkje is geen roman. Wie het alzoo tot tijdverdrijf en om de inkleeding lezen zou, legge het gerust ter zijde; maar wie den Schrijver uit Woldemar's Nalatenschap aan zijnen Zoon kent, en dan ook, met ons, zijne Herinneringen uit het Leven van Woldemar met verlangen te gemoet ziet, zal bij de lezing van dezen Julius van Klarenau de grootste voldoening vinden. Het boek is van kleinen omvang, maar in de beste levensregelen voor eenen welopgevoeden jongeling rijk. Het opgeven der onderscheidene afdeelingen, van meerdere of mindere uitgebreidheid, meenen wij niet, dat bijzonder noodig is; alles is ter zake, doelmatig en goed. Onderscheidene verzen verheffen den geest en veraangenamen de lezing. Wij willen, kortheidshalve, den Vertaler navolgen, en naar het boek zelve, dat wij allezins goedkeuren, onze lezers verwijzen.