miltitz. Deze Achilles was in ieder opzigt schitterend, een gunsteling van het geluk, en hoogstweldadig; maar het haperde aan zijn hart: hoe dapper ook (want te dezen zat hem het hart op de regte plaats) hij was jegens elk vriendelijk, maar nimmer vriend. Hij deed wel goed, doch meende zonder liefde of haat, zonder wensch of vrees, door het leven te kunnen wandelen, en ook volstrekt onkwetsbaar te zijn door eenig lotgeval. Lang speelde hij deze rol; eindelijk echter bleek het, hoe hij zich bedroog, en dat, even als bij Achilles, toch eene plaats aan hem zeer gevoelig was. Zijn overmoed en eerzucht werd getroffen, en hij viel en bezweek: hij zag, hoe hij zijn leven en geluk verbeuzeld had; maar zijn berouw kwam te laat; een klooster werd zijne toevlugt, waar hij spoedig stierf. Dit verhaal laat zich met genoegen lezen, en kan tot waarschuwing en leering zijn.
Het derde verhaal is van f.l. buhrlen, en Wenschen en Vervullingen genoemd. Het bevat de geschiedenis van den zoon eens beroemden Edelmans, die zich aan het Hof onttrok, waarschijnlijk omdat hij op de echtgenoote van zijnen Vorst verliefd was. Zijn zoon kwam toch eindelijk weder aan het Hof, en zocht het even hoog; want hij verliefde op de dochter van den Koning. Nu raadt de lezer zijne wenschen. Maar de vervullingen nu? Hij stierf in de armen der, echter reeds met eenen Vorst gehuwde, Prinses. Het verhaal is vol avonturen en onwaarschijnlijkheden, en sentimenteel genoeg. De zedeleer zal zijn: ‘de behoefte aan eene hoogere wereld, waar alle raadsels der ondermaansche worden opgelost.’ Wij ontvingen deze zedeleer liever door een ander verhaal en op eene andere wijze.
De vertaler heeft zijne taak wel volbragt, en in het eerste Tafereel heeft hij eenige geschiedkundige onnaauwkeurigheden, zoo wel in den tekst, als door korte aanteekeningen, verholpen.