door het Parlement een dankadres gezonden, hetwelk vergezeld ging van eene belooning van 30,000 ponden sterl. De Genees- en Heelmeesters der Engelsche Zeemagt lieten te zijner eere een' gouden gedenkpenning in gereedheid brengen; en alle de geleerde Genootschappen, zoo wel in Engeland als geheel Europa, betuigden hem hunne ongeveinsde erkentenis; van de aanzienlijkste verkreeg hij het lidmaatschap. De stad Londen verleende hem, in Wintermaand 1805, het burgerregt, waarvan het bewijs hem in eene gouden, rijk met edelgesteenten versierde doos werd toegezonden. Eene gedenkzuil, welke op algemeene kosten zal worden opgerigt, zal de gevoelens van dankbaarheid der tijdgenooten tot het nageslacht overbrengen.
In de laatste jaren van zijn leven was hij nog altijd onvermoeid bezig met alles, wat tot de volmaking zijner uitvinding betrekkelijk was, en er steeds op uit, om te ontdekken, waardoor de koepokken zouden kunnen ontaarden, en hoe men zich daartegen meer kan verzekeren. Eindelijk bepaalde hij zich nog tot het heelend vermogen der huidziekten, het zij die uit de natuur voorkomen, of door de kunst worden voortgebragt; hij schreef tot dit oogmerk eene verhandeling over het nut der zalf met den braakwijnsteen.
Zijn dood werd door eene plegtige uitvaart gevierd, en besloten, dat voor hem een Monument in de Westminsterkerk zal geplaatst worden. Hij zelf, echter, heeft de schoonste gedenkzuil voor zich gesticht, en deze zal altijd blijven bestaan. Hij zelf staat daar als iemand, op wien de dood geene magt heeft; en kan van iemand gezegd worden, dat hij voor deze wereld onsterfelijk is, het kan van jenner gelden. Hij is voor ons niet gestorven, en hij zal nimmer sterven; hij leeft door alle tijden en voor alle werelddeelen. Hij zal leven in ieder, dien hij voor de pest der kinderziekte behoed heeft, en in ieder moederhart, hetwelk hem het behoud van haar kroost verschuldigd is. Hij zal worden genoemd tot aan den jongsten der dagen, als de grootste weldoener van het menschelijk geslacht. Zalig hij, wien zulk een lot is te beurt gevallen!
Ja, eerwaardige hufeland! nog grooter waarde verkrijgt deze lofrede op jenner, door u uitgesproken. Jenner kon geenen beteren lofredenaar vinden dan in u, die door uwe pogingen u ook zoo verdienstelijk hebt gemaakt in