Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aan een' bulhond onzes tijds. Rekel, staak uw jankgehuil! Sluit eens uw' verpesten muil! Zullen dan, helaas! onze ooren Uw gestadig bassen hooren, Steeds gepijnigd door den klank Van uw' vuilen Rekelzang? Zult gij langer achtb're schimmen Knarsetandend nog begrimmen, Brommend grijnzen, fel verwoed Tegen al wat groot en goed, Braaf en edel is te noemen, Blaffend steeds u zelven roemen En de keffers, die, in 't klein, Apen van hunn' meester zijn, Die gestadig op staan passen, Of zij u ook hooren bassen, En wier treden zijn gerigt, Waar ge uw been hebt opgeligt? Eigen lof klinkt schor in de ooren: Neen! het is niet meer te hooren, Dat gij steeds uw braaksel roemt En den zang van and'ren doemt. Waan niet, dat uw vuile woorden Ooit een kiesch gevoel bekoorden; Dat, wanneer ge op alles scheldt, Ge ook een zier bij wijzen geldt. [pagina 702] [p. 702] Neen! men heeft uw schimpgezangen Slechts met taai geduld ontvangen, Omdat ge een, in onzen tijd, Waarlijk groote Bulhond zijt. Vorige Volgende