Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823
(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijSint Michiel.
Ik? dat ik iets van sint michiel zou' weten? -
Dat ik, parmantig in een leuningstoel gezeten,
Mijn Gasten zou' vertellen, wie hij was? -
Van al de rommelzoo, die ik halfslapend las,
Heb ik de bladen der Legende minst gesleten.
Laat zien, nochtans! - - Michiel en michaël schijnt één? -
Is 't één? wel nu? dan moet hij vaandrig wezen!
‘Bij de onzen, Neef?’ Neen, oolijk Nichtje; neen!
Zijne akte kreeg hij dan, voor dag- en nachtlicht scheen...
Bij de englen! en werd sinds voor braaf soldaat geprezen.
Hij sloeg, toen 't Geestendom querel had, daar omhoog,
Den Leelijkerd, die Eva zou' bekoren,
Zijn Vaandel als een vliegenlap aan de ooren,
Dat hij, de wolken uit, kopneer naar onder vloog;
Om, in Vulcanus potGa naar voetnoot(*) vooreerst wat malsch te smoren.
| |
[pagina 701]
| |
Dit stuk deed michaël! Korts heeft hij, zoo men zegt,
Met heel zijn schaar verlof gekregen;
Wijl 't leger van geloof thans ‘strijdt voor 's hemels regt’...
En (daar 't om 't zoet genot der Inquisitie vecht)
Met een Trappist aan 't hoofd, niet doodslaat dan tot zegen!
Doch! zwerft, bij Vrouw of Man - bij Meisje of jongen Borst,
Iets óm door 't hart, dat merkbaar van den Vorst
Des duisters komt? michiel blijft ons zijn bijstand geven! -
Nog zijn de functies van den heilig niet geschorst;
En, waar zijn Kaarslicht brandt, wordt Kwaâ Begeert' verdreven.
a.c.w. staring.
29 Sept. 1823.
|
|