Eene vergadering der methodisten te Jefferson-stad, in den staat van Indiana, in Noord-Amerika.
(Volgens james flint, 1818.)
- Ik kwam te Jefferson-stad, en had, gedurende mijn verblijf aldaar, gelegenheid, eene van de groote vergaderingen der Methodisten van de sekte van wesley te bezoeken, die gehouden worden in de opene lucht. De plaats naderende, waar dezelve stond gehouden te worden, deed mij alreeds de menigte van paarden en rijtuigen, en der tenten in de ommestreken, ontwaren, welk een ontzaggelijke toevloed aldaar zou plaats hebben. In het midden van het plein was een vrij hoog gestoelte opgerigt voor den prediker. Vóór hem was eene ruimte van ongeveer dertig voet in het vierkant, voorzien van boomstammen, in den vorm van banken op rijen geplaatst, door eene afsluiting in twee deelen gescheiden, voor mannen en voor vrouwen. Deze ruimte was in het bijzonder geschikt voor hen, die door de Goddelijke genade getroffen waren, en die dezen staat der genade door gegil en stuiptrekkende bewegingen van allerlei aard openbaarden. Het gerucht, dat zij maakten, was zoo geweldig, dat ik, in weerwil van de ingespannenste aandacht, van de rede des predikers niets kon verstaan, dan eenige uitroepingen, zoo als: heerlijkheid! heerlijkheid! magt! Jezus Christus! en dergelijke. - Na verloop van eenige uren werd de dienst afgebroken, en de toehoorders verspreidden zich, om te gaan middagmalen. Sommige der bekeerden, uitgeput door hun geschreeuw en trekkingen, werden gedragen naar afgezonderde tenten, en omringd door jongedochters, die zeer harmonieuze gezangen zongen. - Na den middag beklom een andere prediker den stoel, en de ruimte werd op nieuw vervuld door de bekeerden, of door hen, die het wenschten te worden. De redenaar sprak een zeer gemoedelijk gebed uit, hetwelk door de