Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823
(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijTweede en laatste proeve van een' berijmden Domperkatechismus, in vragen en antwoorden, tusschen meester en leerling.Volks-geluk kent geen grooter vijandin, dan Volks-verblinding. van der palm.
meester.
Na korten ademtogt, (uw borst, alsnog te zwak
En 't schelden ongewoon, moet zich allengs bekwamen,
Om ellenlange vloek- en doemspraak uit te âmen)
Hervatten we onze taak, den Tijdgeest, krak op krak
En smaad op smaad gehoopt, den Duivel prijs te geven,
Den Staatsvorm bovenal, waarnaar de volken streven.
leerling.
Gezonde logica, men vindt ze nergens, ach!
Maar laat ze hem, die nog in God geloovenGa naar voetnoot(1) mag,
En dat doen wij-alleen. Wat praat men van Verdragen?Ga naar voetnoot(2)
Van Constituties? 'k Moet de onzinnigen beklagen!
Bij hen zijn Koningen slechts menschen.... welk een waan!
Men zond - o gruwel! - menig dwingland naar de maan.
| |
[pagina 647]
| |
Maar, dwingeland of niet, zij zijn Gods Stedehouders,Ga naar voetnoot(3)
En VadersGa naar voetnoot(4) van hun volk; wee, die hun magt weêrstaat,
Die onherroeplijkGa naar voetnoot(5) is, het zij dan goed of kwaad,
En onweêrstaanlijk hun bevelenGa naar voetnoot(6)! 't zijn onze ouders,
En kindren past gehoorzaamheid: slechts dàn alleen,
Als zij zich tegen God verzettenGa naar voetnoot(7).... Maar, och neen!
Dat doen zij even min, als de allersnoodste Paussen;
En 'k zeg dit slechts, om onze leer zoo wat te sausen:
Want, onder ons, wie deed den Paus ooit in den ban?
't Is maar wat bladgoud, dat de pil vergulden kan:
Want, heeft het volk geen regt, zijn Grondwet te beschermen,Ga naar voetnoot(8)
Wie zou zich over 't volk ter wereld toch ontfermen,
Zoo de onbeperkte Vorst eens opstond tegen God?
Hij, die de magt bezit, kan 't misbruik ligt verbloemen.Ga naar voetnoot(9)
Maar 'k schuif dit aan een zij', en stel der volken lot
Afhankelijk van zijn gewisse alleen.Ga naar voetnoot(10) Het noemen
Van dit ons tooverwoord volstaat: want in wat land
Nam ooit gewetenloos Monarch het roer ter hand?!
meester.
Hoe fijn is uw vernuft! ‘Mijn Vader-ingewanden,’Ga naar voetnoot(11)
o Overdierbre zoon! voel ik in mij ontbranden!....
Vaar voort! vaar voort!
leerling.
Laat ons dan 't radicaal gemeen,
Dat zich, helaas! verspreidt door alle standen heen,
Eens dapper vegen! 't Is - ja, meester! 't is gepeupel,
Janhagel, wolven, tuig; en 'k wenschte, dat het kreupel
En lam geslagen werd door wachters,Ga naar voetnoot(12) die, als wij,
Slechts weten, wat geboeft' het Grieksche volkje zij,
Dat zich, gedwee, door vrome Turken moest doen plagen,
Maar 't kruis van Jezus allerschandlijkst durft verlagen,Ga naar voetnoot(13)
En ook al vrij wil zijn! 't Zijn Jacobijnen;Ga naar voetnoot(14) want
De Sultan is Gods Stedehouder in hun land.
meester.
‘o Knaapjen vol van Oostergloed!’Ga naar voetnoot(15)...
| |
[pagina 648]
| |
leerling.
Heb dank, mijn vader!
Dat was een buitenstap. Ik treed het doel weêr nader. -
Wat is die Cortes-Constitutie niet een nest!
Een monster, onding,Ga naar voetnoot(16) wat niet al! gelijk de rest,
Door booze harten en gekrenkte hersens uitgevonden,Ga naar voetnoot(17)
Waar 't Carbonari-vee de hunne op wilden gronden.Ga naar voetnoot(18)
In Duitschland, och! daar ziet het mede al heel Spaansch uit.Ga naar voetnoot(19)
Ook de Colonies zijn der godloosheid ten buit.Ga naar voetnoot(20)
Want vijandschap heerscht, van nature, bij de menschen;Ga naar voetnoot(21)
't Is anti-Christendom-en-Godsdienst, wat zij wenschen.Ga naar voetnoot(22)
En nu, geeft acht! nu komt de slag eerst op den pijl!
De Vorsten zijn van God,Ga naar voetnoot(23) de volken - slechts een dwijl.
't Is geen verdrag, o neen! dat ooit hen zaam kan binden.Ga naar voetnoot(24)
Den Koning bindt geen Constitutie,Ga naar voetnoot(25) neen, mijn vrinden!
Geen eed, dien hij, op haar, vrijwillig, eenmaal deed.Ga naar voetnoot(26)
Zoodra het hem gelust, verbreek' hij wet en eed!Ga naar voetnoot(27)
meester.
‘Mijn Kweekling! gij, mijn levend beeld!
Wees, door mijn Vaderzucht herteeld,
Wat ik’....Ga naar voetnoot(28) Maar 't is genoeg: wil mij nu verder melden,
Wat en Geboorte en Aadlijke afkomst bij u gelden.
leerling.
Geboorte heeft met Verdienste in 't minste niets gemeen:Ga naar voetnoot(29)
Waar zou het met onze eer- en leergestoelten heen,
Zoovaakdoor'tlaagstgemeen,Ga naar voetnoot(30) verdienstlijkslechts, beklommen?
Geen' adel van den menschGa naar voetnoot(31) vermag men op te sommen.
God schiep den Edelman; Hij heeft het onderscheid
In Adam's kroost, Hij-zelf, ten klaarste blootgeleid.Ga naar voetnoot(32.)
Er zullen (wie zou zich, ook dáár, met ruigt' vereenen?)
Gewis twee Heemlen zijn, - voor Adel en gemeenen! -
Maar thans (God beter' 't!) schaamt zich de Edelste zelfs niet,
Waar wat te pikken valt, tot postjes te geraken,Ga naar voetnoot(33)
In stede dat men zulks 't gepeupel overliet,
Bestemd, om, voor hun zweet, ons dik en vet te maken.
| |
[pagina 649]
| |
meester.
Dat 's weêr bewezen, en het sluit gelijk een bos!
Men zegge, wat men wil, gij zijt een looze vos. -
Laat mij nu 't hoofdstuk der Publieke Opinie hooren.
leerling.
Die werd ten tijde van den Zondvloed reeds geboren:
Toen, en in Sodom, de Woestijn, 's Profeten tijd,
In dien van Jezus zelv'Ga naar voetnoot(34) der Helle toegewijd,
Is alle kwaadGa naar voetnoot(35) uit haar, uit haar alleen, gesproten.
Slechts door den trechter van de MagtenGa naar voetnoot(36) als gegoten,
Kan zij bestaan. Het volk kan over zijn belang,
Noch mag zulks, zelve oordeelenGa naar voetnoot(37) of beslissen.
Die Drukpers- vrijheid konden wij ook heel wel missen;
Zij brouwt wat kwaad!Ga naar voetnoot(38) - Europel ei, hoor mijn'jammerzang!
Wat wilt gij? Vrij zijn, ja! van God, en Vorst, en wetten!Ga naar voetnoot(39)-
Gij, Vorsten! 't is uw pligt,Ga naar voetnoot(40) u moedig te verzetten;
God gaf u 't regt,Ga naar voetnoot(41) slaat toe! Geen volksgevoelen meer.
Stelt andre leeraars aan, getrouw aan onze leer;
't Is heidendom, vrijgeesterij, wat gene leeren,
En Godverzaking.Ga naar voetnoot(42) Ook moogt gij het niet vereeren,
Dat liberale vee, met ster en ridderkruis;Ga naar voetnoot(43)
Maar zendt die liever ons en onzen vrienden thuis.
Stoort u vooral niet aan den naam van dwingelanden,Ga naar voetnoot(44)
Maar klemt de teugels vast in uwe onfeilbre handen.
Een hooger MagtGa naar voetnoot(45) (men giss', vanwaar zij d' oorsprong nam!)
Is met ons!
meester.
Ach! wij zijn als vuursteen, staal en zwam:
Gij zijt de steen, ik 't staal, het zwam is 't geen wij preken;
Ik kets, gij vonkt, en tracht, door 't zwam, den brand te ontsteken.
Zóó slaan wij op elkaar; zóó naauw zijn wij vereend! -
Gaan we over tot het Onderwijs.
leerling.
Ik zie, gij weent;
En waarlijk, 't is een zaak, die stoffe geeft tot tranen!
't Is de eer- en ijverzucht,Ga naar voetnoot(46) die prikkels tot de vlijt,
Die men verdooven moet, of 't licht zal steeds, ten spijt
| |
[pagina 650]
| |
Van elken dompervriend, de vale leer doen tanen,
Die vuige botheid eischt. Wat is 't gevolg? Helaas!
Twee Duivels spelen in ons teeder kroost den baas;Ga naar voetnoot(47)
't Zijn die van hoogmoed en van nijd.Ga naar voetnoot(48) o Dierbre roede!
Herneem uwe oude plaats, en zweep den knaap ten goede!Ga naar voetnoot(49)
Wat heeft hij toch met zoo veel wetenschap van doen?
Dat Josua de zon deed stilstaan, staat geschreven:
Waarom niet bij die orthodoxe leer gebleven?
Geen leerstoelGa naar voetnoot(50) zal in 't eind voor menschen van fatsoen
Meer overblijven, ja geen eerepostGa naar voetnoot(51); en zeker
Genaakt de gouden tijd voor dokter en apteker:
't Maatschaplijk ligchaam staat voor een beroerte bloot,Ga naar voetnoot(52)
En Godsdienst, orde en al,Ga naar voetnoot(53) het sterft geen' andren dood!
meester.
Ons leerboek naakt het slot: Verlichting nog en Vrijheid.
leerling.
Ja, wel bekome 't u! 't Is rondom: Vrijheid blijheid!
Verlichting boven! Maar ik zeg, en houd het vast,
Dat men in donkren nacht, gelijk de blinde, tast:
't Is de Eeuw van bijgeloof, onkunde en slavernije;Ga naar voetnoot(54)
't Is de Eeuw van duisternis en van afgoderije.Ga naar voetnoot(55)
Wijsgeerte is dwinglandij,Ga naar voetnoot(56) ten zij van ons ontleend.
Schavotdood, sluikmoord is de leus der Liberalen.Ga naar voetnoot(57)
Blijve ieder lijdelijk;Ga naar voetnoot(58) zoo zullen wij, vereend,
Het werk wel klaren, en men zal geen schutters halen,
Als willekeur het volk in zijn' gezantGa naar voetnoot(59) vertrapt,
Maar zorgen, dat van 't feit geen snapzieke ekster klapt! -
Afschuwlijk bijgeloof is 't, dat de ligchaamskwalen
Poogt uit te roeijen,Ga naar voetnoot(60) (moge Joost de koepok halen!)
Een zedelijke ziekte, of wat ook, heelen wil;Ga naar voetnoot(61)
Ze zijn noodzaaklijk, en genezen zich van zelveGa naar voetnoot(62).... Stil!
Of 't gekken- en verbeterhuisGa naar voetnoot(63) zal straks u toonen,
Wie zot is, ik of gij! Men moest er hen meê loonen,
Die aan het hoofd van Maatschappijen durven staan
Tot Nut van 't Algemeen, Weldadigheid en Welzijn,Ga naar voetnoot(64)
Wier hersens en wier ziel godsjammerlijk van stel zijn. -
| |
[pagina 651]
| |
Voorts haalt oud-Israël, in Baäls-eigenwaan,
Of in afgoderij, in Molochs-, Mammons-vrinden,
Niet bij ons Nederland,Ga naar voetnoot(65) dat, vol van diep verblinden,
Als 't heidendom, bijzondre menschen weêr vergoodt,Ga naar voetnoot(66)
En eerdienst pleegt voor Jenner,Ga naar voetnoot(67) KosterGa naar voetnoot(68) zelfs, en allen,
Die, dom of wijs, den boozen Tijdgeest slechts bevallen.Ga naar voetnoot(69)
Aldus ontheiligt men de kerken,Ga naar voetnoot(70) en, ontbloot
Van schaamte, loochent, hoont men Jezus,Ga naar voetnoot(71) en.... Maar verder!
meester.
Regt meesterlijk, mijn zoon! - Zoo derft ge eenmaal geen' herder,
o Schapen, mij zoo waard! Ja, gij, gij zult het zijn!
leerling.
Ei, meester, stoor mij niet! Ik ben geheel begeesterd.....
't Is ...'t is een kenmerk onzer Eeuw, door trotsGa naar voetnoot(72) vermeesterd,
Napraten van elkaar,Ga naar voetnoot(73) en daarvan ben ik rein!
Maar oordeelkunde, maar geleerdheid, onderzoeken,
Maar kennisGa naar voetnoot(74) - ja, dat laat zij over voor ons, kloeken!
Oufeilbaar wil zij zijn;Ga naar voetnoot(75) maar wie is dat, dan wij?
Men stelt en Duivelen en Englen aan een zij',Ga naar voetnoot(76)
En durft het dierbaar Magnetisme zelfs ontkennen,Ga naar voetnoot(77)
Laakt Maurits, prijst een' Oldenbarneveld, en scheldt
Op Dords SynodeGa naar voetnoot(78) .... (Maar, waartoe hier meer vermeld?
'k Zie niets dan gruwlen; want gij leerdet mij gewennen,
Met één oog slechts te zien; zoo ziet men altijd scheef,
En 't scheefzien is een kunst, waarnaar elk onzer streev'.) -
't Is rondom duister;Ga naar voetnoot(79) maar wij hebben mollen-oogen,
En wroeten, clairvoyant, aan aller oog onttogen.
Een zijn of niet zijn ligt op 't menschdom uitgespreid;Ga naar voetnoot(80)
Wij wandlen in het licht, bij helsche donkerheid.Ga naar voetnoot(81)
Nu moet ik, tot Besluit, nog zoo wat redeneren;
Als uitverkoorne 't volk vermanen tot bekeeren
En onderdanig zijn; dan mijn regtzinnigheidGa naar voetnoot(82)
Doen blijken, in een vroom sermoen, met fijn beleid;
Profeetje spelen;Ga naar voetnoot(83) voorts den Koningen ter degen
| |
[pagina 652]
| |
Hunn' pligt inpeepren,Ga naar voetnoot(84) en de volken nog eens vegen;Ga naar voetnoot(85)
DenStaats-,Ga naar voetnoot(86) den Krijgsman,Ga naar voetnoot(87) denProfessor,Ga naar voetnoot(88) en, vooral,
Den LeeraarGa naar voetnoot(89) toonen, wat ook hun, bij 't diep verval
Van kerk en staat, te doen staat....
meester.
'k Wil 't u sparen.
Gij moogt, zoo 't u gelust, u daaromtrent verklaren
In openbaren druk. Ik ben voldaan, mijn zoon!
In u herleef ik ééns. Mijn liefde zij uw loon!
Ja, 'k sterf getroost. ‘Mijn ziel, die me op de lippen zweeft,
Zal wen dit leven mij begeeft,
Uw schedel als een damp omwalmen’....Ga naar voetnoot(90)
leerling.
Ik ben uw schepsel, ja! U poogde ik na te galmen.
|
|