| |
Berigten, omtrent eene kolonie van krankzinnigen, te Geel, bij Antwerpen.
‘Onder dit opschrift vond ik in de, sedert twee jaren, door den beroemden l.f. von froriep, te Erfurt, uitgegeven wordende Notizen aus dem Gebiete der Natur und Heilkunde, IIIde D. No. 4. Aug. 1822, bl. 55 env., onder de rubriek Heilkunde, het volgende, welks mededeeling mij voor de Noordnederlanders in meer dan één opzigt belangrijk toescheen; waarom ik, indien de Redaktie van dit Tijdschrift van hetzelfde gevoelen is, de plaatsing verzoek.
Woerden, Augustus, 1823.
j. de brauw.’
| |
| |
In de Gemeente Geel, in het midden van België, bestaat, sedert onheugelijke tijden, eene Krankzinnigen-kolonie, die tot hiertoe slechts zeer oppervlakkig bij het Publiek bekend is. Dit weinig bekende is daarenboven met onwaarheden en verdraaijingen vermengd, omdat de mededeelers dezer berigten het plaatselijke slechts van hoorenzeggen kenden. De Heer esquirol, een Fransch Geneesheer, die, hetgene er van de zaak bekend is, onlangs op de plaats zelve onderzocht, geeft ons dienaangaande het volgend berigt.
De oorsprong der gewoonte, om menschen, die van hun verstand beroofd zijn, naar Geel te zenden, moet daarin gezocht worden, dat in de kerk van st. amand aldaar het gebeente van de H. nymphua begraven ligt; welk graf, omtrent de zevende Eeuw, toevallig gevonden werd. Deze Heilige deed al spoedig hare wonderkracht blijken, door het uitdrijven van den Duivel uit bezetenen. Het getal van krankzinnigen vermeerderde nu van alle kanten, om genezen te worden, waarbij zich de Geestelijkheid het best bevond. Vanhier, dat, zoo wel in Holland als in Belgiè, de gewoonte bleef voortduren, om krankzinnigen naar Geel te zenden.
Het Kempenland, zoo als esquirol zegt, waarin het vlek Geel ligt, is, zoo als de naam reeds aantoont, een vlak land, door onbebouwd land en heide van vruchtbare streken afgescheiden. Het stadje is nabij Antwerpen en Mechelen gelegen, en heeft slechts ééne voorname straat. Met het omliggende land telt hetzelve 6 à 7000 inwoners en 4 à 500 krankzinnigen, die over de geheele Gemeente verdeeld zijn.
Bij onze aankomst begaven wij ons dadelijk bij den drieënzeventigjarigen Rector van het Kerspel, die verwonderd was, dat wij zoo veel belang in deze oude instelling betoonden. Hij verzekerde ons, op eene wijze, waaruit bleek, dat hij volkomen hiervan overtuigd was, dat hij verscheidene krankzinnigen door toedoen der Heilige had zien herstellen. Hij voegde er echter bij, dat dit hoe langer zoo zeldzamer werd, sedert het Geloof verminderde en de Godsvrucht van de aarde week. Wij waren zeer begeerig te weten, met welke plegtigheden men den bijstand der H. nymphua inriep. Een krankzinnige, die ons reeds naar de woning van den Rector gebragt had, leidde ons in de kerk van st. amand. Aldaar verkocht men ons een boekje, in de Vlaamsche taal geschreven, hetwelk eene korte beschrijving van het leven der Heilige, en van eenige der voornaamste, door haar verrigte wonder- | |
| |
werken, bevatte. Na de aankomst van krankzinnigen, laten derzelver ouders eenen dienst van negen dagen voor hen verrigten, gedurende welken tijd dezelve in een huis bij de kerk, het zij alleen, of met eenige anderen van deze ongelukkigen, worden opgesloten, onder het opzigt van twee oude vrouwen. Elken dag wordt door een' Geestelijke de mis en eenige gebeden gelezen, en de goedaardigsten onder de krankzinnigen doen, gedurende die negen dagen, te zamen met eenige kinderen en vromen uit de Gemeente, driemalen eene processie rondom de kerk en ook in dezelve, gedurende welke zij langs het graf der Heilige moeten kruipen. Indien de krankzinnige in eenen staat van razernije is, dan worden de processiën in deszelfs plaats door gehuurde personen verrigt. Terwijl de krankzinnige met de drie omgangen bezig is, roepen deszelfs ouders den bijstand der Heilige in. Op den negenden dag leest men de mis voor den lijder, en bezweert hem; somtijds verrigt men den dienst
gedurende negen dagen op nieuw, hetwelk echter hoe langer zoo zeldzamer geschiedt. Ofschoon, wel is waar, de invloed van de wonderkracht der Heilige dagelijks vermindert, en het getal der herstelden zeer onbeduidend is, zoo worden echter nog de huizen, die zich in de nabijheid van de kerk van st. amand bevinden, bij voorkeur tot woningen voor de krankzinnigen gekozen.
Wij gaan nu van het wonderbare over tot datgene, hetwelk meer belangrijk is voor den Arts en den Staat.
Van de oudste tijden af heeft men, ten einde den Duivel door de H. nymphua te doen uitdrijven, krankzinnigen naar Geel gebragt; zoodat men wederom gelegenheid heeft, om waar te nemen, hoe eene zeer nuttige instelling haren oorsprong aan een volksbijgeloof te danken heeft. Men stelt de krankzinnigen aan de inwoners der Gemeente in handen, met welke de ouders eene soort van kontrakt sluiten. Aan de huizen in de stad wordt, wel is waar, de voorkeur gegeven; maar de lijders worden ook bij de omliggende landlieden bezorgd. Een vader des huisgezins neemt gewoonlijk de zorge voor 2 tot 5 krankzinnigen op zich, nimmer voor meer. In het Gasthuis, hetwelk voor de armen der Gemeente gebouwd is, worden ook acht à tien van deze soort van lijders opgenomen, welke dan door de geestelijke Zusters, die den dienst bij de Gemeenteärmen verrigten, worden opgepast.
Zijn deze ongelukkigen woelig of vuil, dan moeten zij op stroo of op een' stroozak slapen, in een asgelegen gedeelte van
| |
| |
het huis. Zijn zij daarentegen zindelijk, dan slapen zij op een bed, en eten met het huisgezin mede aan ééne tafel. Die in de stad zijn, hebben 't beter dan die, welke bij de boeren inwonen; echter kan men, over 't algemeen, de woningen en legersteden slecht noemen. De kleeding der krankzinnigen, welke door de stichtingen van weldadigheid der steden Brussel en Mechelen alhier bezorgd en onderhouden worden, is van wol vervaardigd; doch de anderen behouden de kleeding, die zij in het ouderlijk huis gewoon waren te dragen. De meesten krijgen tot voedsel de gewone boerenspijze, bestaande in melk, boterhammen en aardappelen. De woningen der krankzinnigen in de stad zijn beter, zijnde meestal dezelfde als die van de lieden, bij welke zij besteed zijn.
De krankzinnigen van beiderlei geslacht, zelfs die, welker voeten eenigzins gebonden zijn, mogen vrij in de stad en derzelver omstreken rondgaan, zonder dat zich iemand om hen schijnt te bekommeren. Indien zij pogen te ontkomen, doet men hun ketenen aan. Die razend zijn, worden aan handen en voeten gebonden, en mogen niet uitgaan, ten zij zij in een afgezonderd liggend boerenhuis wonen, alwaar zij dan altijd mogen buiten komen. In alle huizen ziet men aan de schoorsteenen, en ook dikwerf aan de slaapplaatsen, ringen bevestigd, waaraan deze ongelukkigen, bij de eene of andere gelegenheid, door middel hunner kettingen, worden vastgemaakt. Niettegenstaande deze voorzorgen, gebeurt het niet zelden, dat eenige krankzinnigen verdwalen of wegloopen, en door de Marechaussée van de omliggende plaatsen worden teruggebragt. - Van de mannelijke krankzinnigen arbeiden omtrent vijftig op het land; zij dienen voor boerenknechts, en zijn in dit opzigt zeer bruikbaar. Bijna alle vrouwelijke voorwerpen worden tot spinnen, kantenmaken of huiswerk gebruikt. Sommigen genieten daarvoor eene geringe belooning in levensmiddelen, die echter bij de boeren niet meer dan eene kruik bier in de week beloopt, welke hun des zondags wordt uitgereikt.
De krankzinnigen mogen alleen in de kerk van st. amand komen, alwaar vijftig of zestig van hen gewoonlijk den Godsdienst bijwonen. Eenigen zingen op het koor; anderen bedrijven wel eens ongeregeldheden, die echter zeldzaam van eenen ernstigen aard zijn. Door eene verordening van de Politie, worden alle diegenen, welke krankzinnigen huisvesten, genoodzaakt, op verbeurte van drie gulden, hen na zonson- | |
| |
dergang op te sluiten, zorge te dragen, dat zij niet in de kerk van het Kerspel komen, en bij aanvallen van woede hen te huis te doen blijven. De godsdienstige gestichten betalen voor iederen krankzinnige, welke door hen hier bezorgd wordt, 200, 250 à 300 franken jaarlijks; de ouders 600, 1000, ja tot 1200 franken toe: voor hen, die in het Gasthuis worden opgenomen, wordt ten minste 800 franken jaarlijks betaald.
De Regenten van de Gasthuizen te Brussel hebben te Geel eenen Ambtenaar, die den post van Rentmeester waarneemt, en de jaargelden voor de krankzinnigen betaalt. Onder dezen staat een Opziener, die over de behandeling der lijders waakt. Indien hij een misbruik mogt ontdekken, dan moet hij zulks aan den boven hem gestelden Ambtenaar berigten, alsmede aan de twee Artsen, die met eerstgemelden ééne Commissie uitmaken, aan welke het oppertoezigt over de krankzinnigen is opgedragen. Indien deze door hunnen waard slecht verzorgd of mishandeld worden, beslist deze Commissie omtrent de verandering van hunne woonplaats. Als eene krankzinnige zwanger is, wordt zij naar Brussel vervoerd. Het bijzonder toezigt over de krankzinnigen, die door de Gasthuizen van Mechelen hier onderhouden worden, is aan den Commissaris van Politie te Geel opgedragen.
Wij hadden gelegenheid, ons een' geruimen tijd met Doctor bakker, die sedert 32 jaren te Geel de praktijk uitoefent, te onderhouden, en vernamen van hem het volgende:
De krankzinnigen worden gewoonlijk niet eerder naar Geel gebragt, dan nadat men sinds lange aan hun herstel wanhoopt, en zij reeds eene geneeskundige behandeling ondergaan hebben. In vorige tijden voedde men de hoop, dat zij hier als door een wonderwerk zouden hersteld worden; doch thans zoekt men hier slechts een laatste toevlugtsoord voor hen. Geneeskundige hulp wordt alleen dàn ingeroepen, wanneer zij door eene andere ziekte worden aangetast. Echter hebben de Heer bakker en zijne Collega's eenige krankzinnigen, op bijzonder verlangen der ouders, behandeld. Volgens de te Geel gedane opmerkingen, zijn armoede, bedrogene eerzucht, dweeperij, en ongelukkige liefde, de gewone oorzaken van de zielsziekte dier ellendigen. Ziekelijke oordeelskracht (démence) komt hier het meeste voor. Zelfmoorden zijn zeer zeldzaam: dertig jaren geleden, sneed zich een krankzinnige, gedurende den dienst van negen dagen, de
| |
| |
keel af. De razenden (maniaques) worden veel gemakkelijker hersteld, dan de andere krankzinnigen; meestal gaan zij van dezen graad van krankzinnigheid, door de groote onrust, tot slechts aan ziekelijke oordeelskracht lijdenden over. Die, welke hiermede menschenvrees (monomaniaques) paren, genezen zeldzamer; en, waar godsdienstige denkbeelden den grond tot de kwaal gelegd hebben, daar moet men bijkans alle hoop op herstel opgeven. Eene afwisselende ziekelijke oordeelskracht wordt somtijds nog genezen, als men de lijders kan bewegen, om, met kleine tusschenpoozen, veldärbeid te verrigten. Ook worden er, naar evenredigheid, meer krankzinnigen bij de boeren genezen, dan in de stad, ofschoon de behandeling bij de eersten, over het algemeen, minder doelmatig is. De met zichzelve bezig zijnde krankzinnigheid bij kraamvrouwen (monomanie) is somtijds met goed gevolg door het uitgeperste sap van graswortels, met een neutraal zout verbonden, behandeld geworden. Wijnäzijn zoude een goed middel zijn, om de razenden te doen bedaren. - De plegtigheden, die in de kerk van st. amand plaats hebben, verhoogen de verbeeldingskracht der krankzinnigen, en bewerken op die wijze, nu en dan, de herstelling. Op eene plaats, alwaar, zoo als hier, de inwoners godsdienstig zijn, en meest allen aan de kracht der H. nymphua geloof slaan, moet men dit middel niet gering achten. Echter meent de Heer bakker, dat de op deze wijze te weeg gebragte genezing meer en meer zeldzaam wordt. Over het geheel genomen, worden twaalf à vijftien krankzinnigen jaarlijks genezen, de lijders aan periodieke krankzinnigheid medegerekend. Er zijn voorbeelden, dat de genezing na twee, ja zelfs na drie jaren nog plaats had.
De sterfte onder de krankzinnigen te Geel verschilt zeer weinig van die, welke bij de overige inwoners plaats heeft, ofschoon zij echter iets meerder is. De vrouwen onder dezelve zijn aan galachtige buikontlastingen onderhevig, die daarna zwart van kleur zijn, en eenen spoedigen dood ten gevolge hebben. Vóór de omwenteling waren te Geel 400 krankzinnigen; in het jaar 1803, wanneer het Krankzinnigenhuis van Brussel derwaarts verplaatst werd, klom dit getal tot 600. In het jaar 1812 waren er 500, en nu twee jaren geleden slechts 400 krankzinnigen. Van beiderlei sekse zijn genoegzaam evenveel personen aldaar tegenwoordig.
| |
| |
Het verblijf van deze krankzinnigen, en de gedurige omgang met dezelve, is voor de inwoners van geene nadeelige gevolgen. Men moet echter niet denken, dat men bij iederen tred op de straten van Geel een' krankzinnige tegenkomt. Slechts zeldzaam treft men hen aan. De vrouwen komen weinig de deur uit, en van de 400 mogen, op zijn meest genomen, slechts 100 vrijelijk uit en in gaan. De inwoners van Geel, die zoo gewoon zijn deze ongelukkigen dagelijks te zien, beschouwen hen met onverschilligheid; vanwaar het dan ook komt, dat zij noch de nieuwsgierigheid der volwassenen tot zich trekken, noch aan de plagerijen der kinderen of den spotlust van het gemeen zijn blootgesteld. Indien zij in de kroegen, alwaar men de onvoorzigtigheid heeft hun sterken drank te geven, twist krijgen, wordt deze dadelijk bijgelegd. Als zij daar, waar zij te huis zijn, den baas willen spelen, duurt dit zelden lang; want al de buren ijlen dadelijk ter hulpe, wanneer een van hen het met een' krankzinnige te kwaad krijgt. Daarenboven zijn deze menschen hierin zoo geoefend, dat zelfs de meest razenden hen niet vervaard doen zijn, en zij ook dezen als kinderen kunnen leiden.
Ofschoon deze soort van lijders vrij mag rondgaan, ontspruiten hieruit toch geene nadeelige gevolgen van eenig belang voor zwangere vrouwen of kinderen, en de inwoners van Geel genieten in hun midden eene volkomene veiligheid. Niettegenstaande dit vrije verkeer der krankzinnigen van beiderlei sekse, zoo wel onder zich als met de inwoners, heeft dit echter geenen nadeeligen invloed op de zeden, en maar zeer zelden wordt eene krankzinnige vrouw zwanger; in tien jaren gebeurde dit slechts vijfmaal. De inwoners van Geel bezitten hetzelfde karakter, dezelfde zeden en gebruiken, als de overige ingezetenen van Kempenland, en men vindt bij hen, naar evenredigheid der bevolking, niet meer krankzinnigen, dan in de naburige Gemeenten.
Er is geen twijfel aan, of men zoude van deze zonderlinge Kolonie meer nut kunnen trekken. Ook heeft esquirol den Hollandschen Minister van Binnenlandsche Zaken, aan wien hij een verslag aangaande deze Krankzinnigen-kolonie moest inzenden, den voorslag gedaan, om die lijders, welke, door hunne woeligheid, kwaadaardigheid of onreinheid, ligtelijk aan eene kwade behandeling van de lieden, bij welke zij besteed
| |
| |
zijn, zijn blootgesteld, in een expresselijk daartoe ingerigt gebouw, bij elkander te doen wonen, maar de anderen ook in 't vervolg bij bijzondere personen te besteden.
Zoodanig is het berigt omtrent eene plaats, die, in een staatkundig, maar vooral zedelijk en geneeskundig opzigt, van zoo groot gewigt is voor elken Nederlander, die eenig belang in het lot van zoo vele zijner diep ellendige, van hunne verstandelijke vermogens beroofde, medeburgers stelt; en dat berigt moeten wij het eerst van Buitenlanders vernemen! want, zoo verre ik weet, is nergens zulk eene omstandige opgave van Geel, als Kolonie van Krankzinnigen beschouwd, te vinden. Het zal, dunkt mij, ook iederen waren Nederlander (indien men ten minste op de echtheid van dit berigt zich mag verlaten) bedroeven, dat men aan een buitenlandsch Geleerde den gewigtigen post heeft opgedragen, om Geel, als verblijfplaats van krankzinnigen, te onderzoeken, en dienaangaande aan het Gonvernement te berigten. Het is waar, hij, die slechts eenigzins met de buitenlandsche geneeskundige Letterkunde bekend is, weet, dat de Parijsche Geneesheer esquirol een man is, die, aan het hoofd van een Gasthuis voor Krankzinnigen geplaatst, in de geneeskundige behandeling dier ongelukkigen doorkneed is; maar dit neemt echter niet weg, dat het meer dan waarschijnlijk is, dat men ook in ons land mannen zoude hebben kunnen vinden, aan wie deze taak ten volle was toevertrouwd. Het is intusschen te hopen, dat men, in een land, alwaar men van alle gepaste, met den tegenwoordigen toestand der Geneeskunde overeenkomstige inrigtingen, ter behoorlijke geneeskundige en diaetetische behandeling van Krankzinnigen, verstoken is, tot dit einde van eene reeds voorhandene inrigting, die, door middel van eenige belangrijke wijzigingen, tot gemeld doel zoude kunnen gebezigd worden, zal gebruik maken. |
|