Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het kan verkeeren. Als Willem van zijn bruidje sprak En uitweidde in haar' lof, Dat was voor zijn verliefd gemoed Eene onuitputbre stof. In vrome beeldspraak bovenal Was hij regt vindingrijk; Hij zwoer, zij was, in zwier en zwaai, Den Engel juist gelijk, - Den Engel, die, van beukenhout Gebeeldhouwd, in de kerk, Een schuiftrompet in de achtbre hand, Te blazen stond naar 't zwerk. Maar, pas een maand of zes getrouwd, Was al die lof gesmoord, En werd van Engel noch trompet Geen jota meer gehoord. En toen men hem, al spottend, vroeg Naar 't engelachtig wijf, Dat beeld van 't hooge kerksieraad, En thans zijn tijdverdrijf; Toen fronste 's armen mans gelaat: ‘Ach!’ sprak hij, vol verdriet, ‘'k Hoor dagelijks de schuiftrompet, Maard 'Engel zie ik niet!’ j.w. ijntema. Naar het Hoogd. Vorige Volgende