Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823
(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 548]
| |
welk, vooral bij het lezen van sommige stukken, in zijne Krekelzangen voorkomende, ten top gestegen is. Dit heeft mij op de gedachte gebragt, om, naar mijn gering vermogen, op eenige dier stukken tegenhangers te vervaardigen. Ik neem de vrijheid twee derzelve hierbij te voegen, en U, om in uw Mengelwerk geplaatst te worden, aan te bieden. Ik heb de eer met de meeste hoogachting mij te noemen, enz. H.B. O. den 1 Julij 1823. Jan de Wit.
Een Tegenhanger van het Dichtstuk Prins Maurits, voorkomende in het Iste Deel der Krekelzangen. Regtschapen Jan de Wit, die, vreemd van ijdlen waan,
Eenvoudig, moedig, groot, aan 't roer van staat dorst staan,
Die, hoe ook dweepzucht dit doldriftiglijk verlangde,
Nooit duldde, dat een boei het vrij geweten prangde,
Die, pal staande in 't geweld, met vaste en kloeke hand,
Den ondergang voorkwam van 't fel bestreden land,
Die, vrij van eigenbaat en edel in bedoelen,
Geen zucht dan voor het heil van Neêrland kon gevoelen,
Hoe vuige laster ook uw daden hier veracht',
U komt de hulde toe van 't dankbaar nageslacht.
Dat nageslacht heeft nog het gif niet ingezogen,
Hetwelk de laster braakt, in schoon versierde logen:
Het doemt den Dichter, die, van eigen smaadzucht slaaf,
Der Goden taal misbruikt en de allerschoonste gaaf
Onteert, om, als getergde aan 't slijk ontkropen padden,
Uw hoogverheven deugd en daden te bekladden;
Ja, wien zijn taal, zijn geest, zijn dichtvuur ook bekoort,
Wie echte grootheid eert, had gaarn zijn lied versmoord.
Neen, zelfs geen Bilderdijk kan ons zoo ver verblinden,
Dat we in uw wijs bestuur een dwangjuk zouden vinden;
Neen, hoe hij op u schroll', u schimpe en u versmaad',
Verguiz', verfoei', verdoem', den toom viere aan zijn' haat,
Hij heeft gewis den weg niet tot ons hart gevonden:
't Geschiedboek blijft uw deugd aan 't nageslacht verkonden.
De pestwalm, dien hij gaarne had om uw' naam verspreid,
Verdooft uw' luister niet, die gloort in eeuwigheid.
Niet meer door twistzucht blind, maar elken dag verlichter,
Eert Neêrlands dankbaar volk in u zijn' grootheidsstichter;
En wordt uw dierbre naam, met dien van Barneveld,
Door ieder hart vereerd, dat prijs op grootheid stelt.
| |
[pagina 549]
| |
Ministers.
Een Tegenhanger van het versje, onder dezen titel voorkomende in het IIde deel. Ministers, niet aan't Volk, slechts aan hunn' Vorst, aanspraaklijk;
Dus - slaven van den Vorst, tirannen van 't Gemeen.
Voorzeker, op die wijze is 't heerschen regt vermaaklijk!
Wilt gij bewijs? Sla 't oog slechts naar Turkije heen.
|
|