| |
| |
| |
De Kaukasus en zijn voorhof.
(Travels in Georgia, &c. By ker porter. Lond 1821.)
De voorhof van den Kaukasus, (Chauk en As, d.i. hoogte) de Russische step, is een vlak oord van verscheidene honderd (Eng.) mijlen, meestal onbebouwd, maar toch hier en daar, bij afwisseling, met koornvelden en windmolens en duizenden van grafheuvels (want er waren in vroegere eeuwen gemeene begraafplaatsen voor volken) bezaaid. Geene pen is in staat, de gemoedsbeweging te beschrijven, door den plotselingen aanblik van het hooge Kaukasische gebergte verwekt. Ik had alreeds de woeste, reusachtige bergketens van Portugal en Spanje aanschouwd; maar geene derzelven had bij mij dat gevoel van het ontzaggelijke en verhevene te weeg gebragt, hetwelk mij thans aangreep. Men ziet hier het bolwerk der Natuur, tusschen de volken van Europa en Azië opgetrokken. De Elborus, aan wiens rotsmuren eens prometheus werd geketend, staat daar, bekleed met sneeuw der voorwereld, - zelf eene wereld van bergen, boven alle welke hij zich, hoog opgetorend, verheft, den witten schitterenden top in de wolken verbergende; terwijl de bleeke, tallooze kruinen der ondergeschikte rij, hoog op zichzelve, maar laag en gering bij de verhevenheid van den Elborus, den horizon bezoomen, en met de vlokkige wolkgestalten ineensmelten. Uit de vlakte, door welke men den Elborus nadert, stijgen ruwe, hooge, zwarte rotshoopen ginds en elders omhoog - want de vlakte is reeds bergachtig; maar in de nabijheid van den geweldigen Kaukasus vertoonen zich andere bergen slechts als heuvels, doch dragen echter het hunne bij, om, door het kontrast, den aanblik niet weinig te verfraaijen, naardien derzelver zwarte koppen zeldzaam afsteken tegen de schitterende toppen, boven hen opgestapeld. Nu wendt zich de weg oostelijk. Ter
regter zijde bruist de Terek in de diepte over klippen en puinhoopen, en bespoelt met zijn golfgeklots - want hij heeft weinig van een' vlietenden stroom - de rotsachtige grondslagen der gebergten, die, in steeds hooger stijgende hoopen, zich van de koele oevers van den Terek verheffen. - Omstreeks den middag klaarde de lucht op. De zwarte nevelgordijn, die deze verbazingwekkende hoogten duslange omsluijerd hield,
| |
| |
verdween in duizendvlokkige wolkgedaanten, welke, allengskens nederzakkende, in ether verdampten, of zich langs de koppen der gebergten verdeelden. Nu stond de Kaukasus ongesluijerd voor onze oogen, gelijk een ontzaggelijke zuilentempel, ja gelijk eene wereld van zuilen, ongevormd, met kapiteelen van sneeuw. In zijne strekking naar het Oosten en Westen ontweek hij het gezigt, en in zijn opwaarts streven drong hij vrij hemelwaarts. Het was een schouwspel, dat de zinnen tot zwijgen bragt, en den ademtogt beklemde. Zoo magtig is de indruk, dien dit ontzettend, overweldigend verhevene op de ziel maakt! - De trotsche kruin van den Elborus was nog verre van ons verwijderd; maar hij, de koning dezer reuzen, verhief zich in grijze majesteit boven allen, en zijn zilveren diadeem, de sneeuw van onberekenbare eeuwen, stak heerlijk af tegen de blaauwe, nevelachtige koppen der hem onmiddellijk ondergeschikte rij van gebergten, welke, op hunne beurt, weder eene verhoogde schoonheid, door vergelijking met de stoute en zwarte gedaanten der nog lagere en de vlakte nadere bergen en rotsen, die, gelijk een muur met torens, den voorhof dezes tempels insloten, ontvingen.
Te Wlady Kaukasus, de sleutel van den vermaarden pas naar Georgië, ging het nu, onder een geleide van veertig soldaten en eenige Kozakken, voorwaarts. Wij kwamen te Derial, aan den Terek. Dit is een Russische post in eene reusachtige kloof van denzelfden naam, met ontzaggelijke rotshoopen, die dreigend overhangen. Men nadert deze schrikwekkende plaats door eenen onderaardschen gang, in de harde rots uitgehouwen. Hier ziet men eene der hoofdpoorten, door welke, volgens plinius, het Noorden met het Zuiden en Oosten, van de vroegste tijden af, in verband heeft gestaan. Deze kloof stijgt van den rand des vloeds tot 1000 voet opwaarts. De zwarte, ruwe zijwanden zijn met spleten en uitstekken geborsten, en zoo hoog en naauw en overhangende, dat zelfs op den middag het geheel met schaduwen, aan schemerlicht grenzende, bedekt is. De naburige gebergten verheffen zich tot 3786 voet, hetgeen de in het algemeen voor de gansche oost- en westelijk strekkende keten aangenomene hoogte is. Maar de Elborus en de Kasibeck maken eene uitzondering op dezen regel. - Wij zagen hier en daar in het donkere gebergte rooversbenden loeren. Naardien, echter, het geboomte rondom weggekapt is, en soldaten de reizigers
| |
| |
verzellen, kunnen deze roovers niet meer, als voorheen, onverwacht en ongestraft aanvallen.
De ellendige gesteldheid van den weg, die zich thans bij den Gut Gara voor ons ontsloot, gaat alle beschrijving te boven. Men kan denzelven alleen met puinen, langs een' loodregten rotswand, waar elke uitglijding of misstap in de vernietiging stort, daarheen geworpen, vergelijken. Het pad zelf is van 10 tot 12 voet breed. Het kronkelt zich om het gebergte, en heeft ontzettende afgronden op zijde. In eene diepte, waarin men niet zonder duizelen kan nederzien, ontdekt men de kruinen van hooge heuvels, verspreide dorpen en bosschen. Uit den schoot dezes groenen afgronds blinkt de Aragua, als een zilverdraad. Ik vertrouwde mijzelven niet, dit te gelijk verhevene en beklemmend-schrikkelijke tooneel lang te beschouwen. Ik zwenkte mijn paard, zoo nabij ik maar eenigzins kon, naar die zijde van den weg, waar de Gut Gara zich in de wolken opstapelt, en zag angstig naar mijne reisgezellen, die bij de klippige uitstekken opklommen. Wat wij inzonderheid duchtten, was, dat de paarden voor den wagen een' misstap doen of schichtig worden mogten. In beide gevallen was geen menschelijk vermogen in staat, hen voor het nederstorten in den afgrond te behoeden. Maar, hoe groot was mijne verwondering over de volslagene onbevreesdheid bij mijne Russen, die, naauwelijks een voetbreed van den rand des ijsselijken afgronds verwijderd, met een' vasten tred nevens den wagen gingen, en deszelfs wielen met hunne krachtige vuisten ondersteunden, opdat de losse steenen, die den weg bedekken, denzelven niet uit het evenwigt bragten! Drie (Eng.) mijlen duurde deze schrikkelijkste aller wegen. Toen eerst schepten wij weder vrijen adem. - Maar, hoe gevaarvol dit pad ook zijn mogt, dat alles beteekent niets, bij de gevaren eener winterreize. Alsdan is hier alles in sneeuw begraven, en de smalle weg schijnt met den steilen bergwand ineengesmolten. Des winters kan men hier ook alleen te voet reizen. Soldaten of
inboorlingen gaan den reiziger voor, om eerst het pad op te sporen, en een' weg door de dikke, onbetredene sneeuwkorst te banen. Zij klimmen dan de een achter den anderen omhoog. De voorste heeft een touw om den middel gebonden, door de volgenden vastgehouden, opdat, zoo de voorman mogt uitglijden, men hem weder kan optrekken. Met dat al komen elken winter verscheidene soldaten, Kozakken, inboorlingen
| |
| |
en reizigers op dezen gevaarlijken weg om. Bij al dit verschrikkelijke komen dan ook nog de lawinen (sneeuwvallen). Zoo zag men in de maand November 1817 plotseling den bleeken top van den Kasibeck, naar de zijde van het zwarte dal tusschen Derial en het dorp van dien naam, in beweging geraken. In het daarop volgende oogenblik reeds was de ijsselijke val gebeurd; en nu kon men, van wege den sneeuwval en de vreesselijke overdekking der nederstortende verwoesting, niets meer zien. Het geraas, dat dezen val verzelde, was ontzettend boven alle beschrijving; een klateren en stormen en rollen, die de verkondiger was des onfeilbaarsten doods! Bij het nederstorten der lawine werden van de zijde des bergs geweldige rotsklompen losgerukt en als eene voorhoede vooruitgedreven; de sneeuw en het ijs van eeuwen volgde, in reusachtige, verbrijzelde gedaanten, ten deele als heuvels, en stortte zich, met al de verschrikking eener aardbeving, op dorpen, dalen, menschen, kudden, zoodat zij plotseling voor de oogen der duizelende aanschouwers verdwenen. Welk een gruwzaam oogenblik, toen nu alles weder stil werd! toen het hartverscheurend gejammer van menschen en beesten niet meer gehoord werd, en de ontzettende lawine daar lag, ontzaggelijk, zonder beweging, als een wit grafkleed, van rondomme alles bedekkende! |
|