Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823
(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 492]
| |
Iets, betrekkelijk den Spaanschen generaal, don Francisco Thomas Morales.Deze, zoo wel wegens zijne gebreken als deugden, waardige opvolger van morillo heeft ook met dezen dit gemeen, dat hij in weinige jaren van soldaat tot Generaal en chef is opgeklommen, en zijne verhessing aan dapperheid en werkzaamheid te danken heeft. Als knecht van den Generaal cagigal in de Westindiën gekomen, is hij daarna eenigen tijd winkelier in Caraccas geweest. Bij het oprigten der Militie werd hij, wegens zijne bekende geschiktheid voor den militairen dienst, Kapitein, en heeft zich sedert berucht gemaakt door zijne onmenschelijke wreedheid en ongevoeligheid; zoodat de herinnering zijner daden, even gelijk die des Generaals boves, steeds een middel in de hand der Independentsche Opperhoofden blijft, om de inwoners der vaste kust van Amerika tegen de Koningsgezinde partij op te zetten. Als ondergeschikt krijgsbevelhebber heeft hij zich echter altijd doen kennen, als bezield met een' ondernemenden geest, vol moed, beleid en persoonlijke dapperheid; en, zoo hij, volgens de meening van deskundigen uit beide partijen, in plaats van den Generaal la torre, aan wien hij ondergeschikt was, en met wien hij niet in de beste verstandhouding stond, vóór den slag van Carababo het opperbevelhebberschap gevoerd had, zou deze veldslag, waarvan het lot van Venuzuela grootendeels afhing, voor de Koningsgezinden niet verloren geweest zijn. Terstond na het vertrek van den Generaal la torre naar Portorico, in het begin van dit jaar (1822), toen hem het opperbevelhebberschap over de vaste kust was opgedragen, leide hij zijnen in ondernemingen volhardenden geest aan den dag. Geen sterveling dacht er aan, dat het mogelijk ware, dat iemand, in zulke omstandigheden, als waarin de Generaal morales verkeerde, daar alles tegen hem was, de geheele kust zich van de Spaansche regering onafhankelijk gemaakt had, uitgezonderd de vesting Portocabello, waarin hij zich met een handvol volks bevond en die ten naauwste ingesloten was, en hij een volslagen gebrek aan geld, kleeding en ammunitie had, nog lust en moed kon hebben, om eenige onderneming te wagen. | |
[pagina 493]
| |
Weinige dagen bleef hij in Portocabello. Hij riep den Kommandant dier vesting tot zich, en vroeg hem, of hij met 400 kanonniers de plaats verdedigen kon; en, toen deze hem een ontkennend antwoord gaf, ontsloeg hij hem terstond uit den dienst, stelde den Kapitein van de Genie als Kommandant van Portocabello aan, en vertrok met 2 à 300 soldaten naar Curaçao. Ook had hij, vóór zijn vertrek uit Portocabello, aan 74 Officieren van onderscheidenen rang hun ontslag gegeven, die allen op Curaçao aangekomen, en vandaar naar de Havannah of naar Europa vertrokken zijn Toen men hier (op Curaçao) morales naar de oorzaak dezer handelwijze vroeg, zeide hij, dat hij geene Officieren in zijnen dienst kon gebruiken, die voor kogels uit den weg gingen. De Officieren, die bij hier bij zich had, en die, in evenredigheid van het klein getal soldaten, nog vele waren, prees hij, als menschen, die hij kende, en waarmede hij in elke onderneming veel kon verrigten; inzonderheid was de Kolonel lopez, zijn Adjudant, zijn vriend en vertrouweling. De wijze, waarop deze in zijn vertrouwen en vriendschap gekomen is, is te éénig in zijne soort, om zulks niet kortelijk te vermelden. Lopez was een der 800 Independentsche krijgsgevangenen, welke door den Generaal morales te Valencia, op dezen éénen na, gefusilleerd zijn! Toen lopez werd voorgebragt, om doodgeschoten te worden, gaf morales bevel, dezen éénen in het leven te sparen. Hij nam er echter geen genoegen in, voer in woede tegen morales uit, en begeerde hetzelfde lot als zijn vader, die zich mede onder deze 800 bevond, te ondergaan. Na in de gevangenis tot bedaren gekomen te zijn, ontwaakte in zijn jeugdig hart de zucht tot het leven; en, toen hij, na verloop van eenige dagen, voor den Generaal gebragt, door dezen met onderscheiding behandeld werd, en hij vrijheid verkreeg om te vertrekken, verzocht hij in dienst van morales te blijven, die hem, na eenige weigering, als Kapitein plaatste, en zich daarna in hem niet bedrogen vond, maar vele diensten van hem genoot, hem tot zijn' Adjudant aanstelde, en, na vele blijken van kunde en dapperheid, tot Kolonel verhief. Toen morales hier van eenige Koningsgezinde Emigranten geld ontvangen had, kocht hij daarvoor de noodige provisie en ammunitie, en vertrok naar Coro, hetwelk hij, als ook Cumerebo, zonder veel tegenstand te ontmoeten, in bezit nam. Hij wist hier vele Indianen tot zijne partij over | |
[pagina 494]
| |
te halen, en een armeekorps van 1200 man te formeren, waarmede hij den Kolonel pinango, een Mulat, die bekend staat als een der dapperste Officieren, en die door de Independenten afgezonden werd om morales van Coro te verjagen, volkomen sloeg, en hemzelven gevangen nam. Van het wreedaardig plan, om alle gevangenen dood te schieten, was morales reeds vroeger afgegaan, en ook na dit gevecht behandelde hij de gevangenen zeer menschelijk; beroemende hij zich in deze haven op zijne edelmoedige handelwijze jegens pinango, bij wien hij, zoo als hij zeide, papieren gevonden heeft, den last inhoudende, om elken Chef van de Koningsgezinden om te brengen. Volgens de getuigenis der Officieren van morales, had deze, na dit gevecht, vier Engelsche Officieren, die hij, onder de Independenten dienende, gevangen gemaakt had, laten doodschieten; welke handelwijze zijn standvastig voornemen blijft omtrent alle vreemdelingen, die bij de Independenten dienen en in zijne handen vallen. De harde inborst van morales bleek ook, na dit gevecht, (waarin hij erkende, dat zwaarder gevochten was, dan te Carababo) wederom uit het volgende staaltje: Onder de gevangenen, die hij voor zich liet passeren, herkende hij een' Officier, die te voren in 's Konings dienst Onderofficier geweest was, deed hem eenige vragen betrekkelijk zijnen tegenwoordigen staat, en liet hem voorbijgaan; doch deze verzocht, dat men geene omwegen met hem zoude maken, maar hem liever dadelijk ter dood brengen. Morales antwoordde koeltjes, dat aan dit verzoek terstond konde voldaan worden, wenkte vier soldaten, en liet hem op staanden voet fusilleren. Gedurende zijn verblijf te Coro verkeerde hij in den jammerlijksten staat, en leed verscheidene weken, wegens de groote droogte, die in de provincie Coro heerschte, gebrek aan het noodige levensonderhoud, zoodat ettelijke zijner soldaten van honger gestorven zijn; wordende de vaartuigen met proviand, door zijne vrienden op Curaçao naar hem afgezonden, meestal door de Independentsche kapers genomen. Eindelijk verscheen het Spaansch eskader voor Coro; hij scheepte zich in, en kwam met zijne uitgehongerde soldaten op Curaçao aan, waar deze op de schillen der vruchten, die op straat lagen, gretig aanvielen, het laatste, dat hun was overgeschoten, hunne rosaria's en zakmessen, voor brood verruil- | |
[pagina 495]
| |
den, en van de aanzienlijke inwoners giften ontvingen, om brood te koopen. Na een kort oponthoud vertrok morales weder naar Portocabello, waar hij niet lang in rust bleef, maar spoedig deze plaats, welke langen tijd door de Columbiaansche troepen belegerd, doch welk beleg thans door hen opgeheven was, weder verliet, om zich meester van Valencia te maken. In de nabijheid dier stad viel een gevecht voor tusschen den Columbiaanschen Generaal paez en morales, waarin de laatste genoodzaakt was terug te trekken, omdat de Kolonel cecilia, dien hij met 700 man van Coro over land gezonden had, om zich bij zijn leger te voegen, zijne orders niet opgevolgd, maar zich binnen Portocabello begeven had. Toen morales weder in deze stad was teruggekeerd, veroordeelde hij den Kolonel cecilia, om, wegens disobedientie, gefusilleerd te worden, liet het garnizoen onder de wapenen komen, en het vonnis tegen cecilia voorlezen; doch, op het oogenblik der voltrekking, maakte hij van zijne magt als Generaal en chef gebruik, en schonk cecilia vergiffenis, omdat deze altijd zich als een braaf Kastiliaan gedragen had, en bekend stond als een dapper Officier; echter ontsloeg hij hem uit Spaanschen dienst, en zond hem uit Portocabello. Lang kon de werkzame geest van morales niet binnen deze vesting blijven; spoedig beraamde hij het plan, om zich of van Caraccas of van Maracaibo meester te maken, en kwam te Curaçao, om zich, met behulp zijner Spaansche vrienden, tot eenen aanval op laatstgenoemde stad toe te rusten. Ieder, die den toestand dier stad kende, als hebbende eene vrij sterke bezetting, genoegzaam om morales te kunnen wederstaan, een kasteel, San Carlos genaamd, dat door deszelfs sterkte beroemd is, en in het meer een oorlogseskader van verscheidene brikken en goeletten, geloofde, dat hij met een' bebloeden kop van deze onderneming zoude afkomen. De Generaal had echter zoo stellig besloten, zich meester van deze stad te maken, dat hij het tot eene leus in zijne proclamatie maakte: ‘de dood, of de inneming van Maracaibo.’ Bij zijne landing deed hij eene aanspraak aan zijne soldaten, waarin hij hen tot moed en dapperheid in deze onderneming aanspoorde, hun beloofde meer voor hen dan voor zichzelven te zorgen, en hun tot voorbeeld te strek- | |
[pagina 496]
| |
ken, door bij de grootste gevaren hun voorganger te wezen. Deze aanspraak, welke hij stiptelijk is nagekomen, deed hij in zeer ongunstige omstandigheden, als hebbende niet meer levensonderhoud voor elken soldaat, dan een beschuit en een handvol mais, en, volgens zijn eigen berigt, was de geheele togt naar Maracaibo eene aaneenschakeling van allerlei ellenden. Digt bij de stad gekomen zijnde, trok de Generaal clementi hem te gemoet met eén korps troepen, gelijk staande aan het zijne, en begon een levendig vuur op hem te maken; maar morales liet de bajonet vellen, en trok met zulk eene onverschrokkenheid regt op den vijand aan, dat deze hunne geweren nederwierpen, zich overgaven, of met de vlugt zich reddeden. Morales verloor in dit korte gevecht verscheidene goede Officieren, die, aan het hoofd hunner troepen, tegen het vijandelijk vuur inmarcherende, sneuvelden; inzonderheid beklaagde hij zeer het verlies van den Kolonel garcia, die hem in rang opvolgde. De inneming van Maracaibo, welke spoedig op dit gevecht volgde, was eene wezenlijke aanwinst voor morales, wegens de vele goederen, geld, kleeding en ammunitie, welke hij hier vond; ook viel hem het geheele eskader in handen, en de Kommandant van het kasteel San Carlos gaf zich insgelijks over, onder zekere kapitulatie, waarin hij meer zijn eigen voordeel dan dat zijns vaderlands beoogde, en zich deed kennen, als behoorende tot het getal dier Opperhoofden van de nieuwe Republiek van Columbia, bij welke (bolivar echter uitgezonderd) veel eigenbelang, maar weinig deugd gevonden wordt. Ten opzigte van Curaçao heeft morales zich getrouw aan zijn woord, ja zelfs edelmoedig gedragen, en zich de beleedigingen niet aangetrokken, welke hij aldaar van het zwarte en gele gemeen heeft moeten ondergaan, dat eens, bij eenen oploop, toen hij nog geen Generaal en chef was en zich voor een' tijd op Curaçao bevond, onder schelden en bedreigingen, op zijn huis met steenen aanviel. Meermalen had hij beloofd, zoo hij Generaal en chef werd, dat hij de beleedigingen en schade, welke de Nederlandsche vlag onder zijnen voorganger la torre ondergaan heeft, zou voorkomen, gelijk zulks ook geschied is; want er is gedurende zijn kommandement niet één enkel Nederlandsch vaartuig genomen, hoewel er door Spaansche oorlogsvaartui- | |
[pagina 497]
| |
gen verscheidene in Columbiaansche havens gevonden werden; en, toen hij zich het laatst van Maracaibo meester maakte, stelde hij niet alleen alle Nederlandsche vaartuigen in vrijheid, maar schonk zelfs aan twee personen van hier, wier vaartuigen in het vorige jaar door Spaansche kapers genomen en te Portocabello verbeurd verklaard zijn, twee andere vaartuigen terug; zijnde prijzen, welke hij te Maracaibo gemaakt had. Het Columbiaansch Gouvernement te Caraccas was over het verlies van Maracaibo zeer ontsteld, voornamelijk van wege de groote versterking, welke morales daar verkregen had; doch het vertroostte zich, dewijl, gelijk hetzelve zich uitdrukte, de onoverwinnelijke Generaal montilla, met de beste troepen der Republiek, allen Veteranen, hem te gemoet trekken en uit Maracaibo verjagen ging; en deze montilla, waarlijk een kundig en moedig Officier, het sieraad der Columbiaansche armee, onderging hetzelfde lot als pinango en clementi. Morales versloeg hem niet zoo zeer, maar maakte zich van deszelfs geheele legerkorps meester, zoodat montilla ter naauwernood met 60 ruiters ontkwam. Morales vermeldt in zijne berigten, die hij naar Curaçao zond, weinig bijzonderheden aangaande dit gevecht; alleenlijk schrijft hij, dat hij, aan het vijandelijk vuur zich niet bekreunende, tot op veertig passen den vijand naderde, en toen de bajonet vellen liet, hetwelk zulk een' schrik onder den vijand bragt, dat hij zijne wapenen nederwierp en zich overgaf. Men wil echter, volgens particuliere tijdingen, dat morales door eene krijgslist deze overwinning behaald hebbe: hij zou, namelijk, den vijand door zijne eerste linie hebben laten heenbreken, welke linie zich daarna omkeerde en den vijand met de bajonet in den rug aanviel. Hij beklaagt zich intusschen weder, dat hij in dit gevecht zulk een groot aantal zijner beste Officieren verloren heeft; waaruit dan ook het buitengewone, van hetgene hij in zijne omstandigheden verrigt heeft, zich laat verklaren. Hij schijnt, namelijk, bij zijne persoonlijke dapperheid, waardoor hij zich in elk gevecht aan de grootste gevaren blootsteltGa naar voetnoot(*), | |
[pagina 498]
| |
nog dit talent te voegen, dat hij zijne Officieren met eene gelijke dapperheid weet te bezielen, hen steeds in beweging houdt, en voor militairen roem hun alles doet opofferen. Zijne soldaten zijn daarenboven meestal Indianen en lieden van de kleur, die wel een sterk ligchaamsgestel hebben, maar voor het overige dom zijn, en, door goede Officieren in het vuur gebragt, dapper strijden, zonder eigenlijk te weten, waarvoor zij vechten. Eindelijk, terwijl ik dit berigt schrijf, ontvangen wij, over Maracaibo en Coro, de tijding, welke door vlugtelingen en Officieren, die gevangen gemaakt werden, maar daarna de vrijheid verkregen om naar Columbia terug te keeren, bevestigd wordt, dat morales slechts met 800 man de eerstgenoemde plaats verliet, om zich meester van de provincie Coro te maken, hoewel er in de stad van dien naam 1000 man Columbianen lagen; hetgeen hem ook zonder veel moeite gelukt is, omdat de Independenten de lafheid en dwaasheid hadden, tot militairen Kommandant en chef van de troepen in die provincie aan te stellen Pater torelles, die nimmer eenig ander kommandement gehad heeft, dan over de monniken in het Dominikaner klooster te Caraccas, en wien dit postje uit dankbaarheid gegeven was, omdat hij van een' ultra-Koningsgezinden in een' ijverigen Independent veranderd was (en dit enkel omdat hij aan geene constitutionele Monarchij den eed van getrouwheid doen wilde, zoo als hij zelf in de Caraccasche Courant heeft gepubliceerd.) Het korps troepen onder den Priester torelles is ook geheel door morales vernield, de stad Coro door dezen zonder eenigen wederstand genomen, en binnen weinige dagen de gansche provincie Coro onder het gebied van Spanje teruggebragt. Bij deze laatste aktie, welke te Savana Rodondas voorviel, heeft weder de onverschrokkenheid en persoonlijke moed van morales uitgeblonken; hebbende hij zelf in persoon met zes man eene batterij van den vijand tot overgave genoodzaakt. Daarna is hij, eenige troepen tot bezetting der provincie achterlatende, weder naar Maracaibo gegaan, om zijne overwinningen aan dien kant voort te zetten. Het is moeijelijk, den uitslag dezer worstelingen te bepalen; het waarschijnlijkste is, dat morales, zoo hij geene | |
[pagina 499]
| |
ondersteuning ontvangt, na nog eenige bewijzen zijner dapperheid gegeven, en te hebben doen zien, wat men met een dapper en geregeld legerkorps tegen deze nieuwe, krachtelooze Republiek zou kunnen verrigten, eindelijk zijne goede Officieren langzamerhand verliezen en voor de overmagt der vijanden bezwijken zal. Als men, hetgeen morales in den laatsten tijd verrigt heeft, in deszelfs bijzonderheden overziet, komt het des te belangrijker voor. Het is, alsof men aan den duisteren hemel eene enkele heldere star ziet verschijnen, die de oogen van allen, die zich op de plaats bevinden, waar zij zigtbaar is, tot zich trekt. Zelden zag men zoo veel krachteloosheid en lafhartigheid, zoo veel eigenbelang en snorkerij, als zich bij de beide strijdende partijen in Zuid-Amerika vertoonden. Zelden was er eene nieuwe Republiek, die zoo vele hulpbronnen had als Columbia, daar zij niet alleen den algemeenen geest, den geest des tijds, voor zich had, maar krachtdadig ondersteund werd door Engelsche, Iersche, Hannoveraansche en Duitsche legioenen, en door eene zeemagt, alleen bestaande uit Noord-Amerikanen en andere vreemdelingen, en daarenboven slechts te doen had met het zwakke, onrustige Spanje, dat moeite had om zichzelve staande te houden. Wanneer men dit alles overweegt, is het opmerkenswaardig, dat men iemand ziet optreden gelijk morales, die zoo veel veerkracht, werkzaamheid, moed en zelfopoffering aan den dag legt; en het verdient de hulde van elk, die op deze deugden eenigen prijs stelt.
(Oorspronkelijke mededeeling.) |
|