Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823
(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijHet carrousel.Ja, Hamburg! wij zwichten, en strijken de vlag.
En noemen uw' naam met eerbiedig ontzag:
Zeg vrij, Amsterdam, zeg uw glorie vaarwel!
Wat haalt er, o Hamburg! bij uw Carrousel?
Wat haalt er in luister bij 't geen gij ons boodt?
Wij leggen de handen gedwee in den schoot:
Want Fètes champêtres bezaten wij wel,
En Bals en Concerten, maar geen Carrousel!
Wie schimpt er, wie smaalt er op 't nobelst bedrijf?
Wie zijt gij, bediller! zoo koud en zoo stijf?
Wat praat gij van kindren en kinderlijk spel?
Denk Fransch, en - de Malmolen wordt Carrousel!
Dat draaijen en zwaaijen bij 't schitterendst licht,
Al wordt het nu groen en dan geel voor 't gezigt;
Dat zwirlen en zwarlen, het doet ons zoo wèl:
Lang leve dan, Hamburg, leve uw Carrousel!
| |
[pagina 396]
| |
Wij rijden en strijden.... Beschouw me dien held;
Hoe vinnig houdt hij er zijn lansje geveld!
Hoe staart hij, hoe mikt hij, als gold het zijn vel!
Daar steekt hij, daar treft hij.... lang leev' 't Carrousel.
Ei zie eens dien tweeden, zoo dun en zoo lang;
Wat houdt er diens Don Quichot's moed in bedwang?
Ook hem schijnt de molen een reus, forsch en fel,
En tenten kasteelen.... lang leev' 't Carrousel!
En achter hem, of men Cervantes zelv' leest,
Daar waggelt zijn Sanche, op dat grijsgraauwe beest;
Ja, tot zijn Dulcinea (heb ik het wèl)
Verzelt hem per chaisje.... lang leev' 't Carrousel!
Ja waarlijk; de Riddereeuw komt weêr in fleur;
Een- kweekschool van helden staat ons voor de deur;
En had men de Franschjes bestookt met dit spel,
Men had ze verdreven en plein Carrousel!
Men had ze verdreven; en, 't mooist van de klucht,
Wij hadden zoo lang er niet onder gezucht;
Geen bloed was gestort bij het ridderlijk spel;
Wij dankten de vrijheid aan.... aan 't Carrousel!
Ja, DalitschGa naar voetnoot(*)! wij zwichten, en strijken de vlag;
Geen schooner spectakel de wereld ooit zag;
Gij oogsttet de vrucht van uw schitterend spel;
Geen paard stond er ledig in uw Carrousel.
Hoe draaide de goudstroom bij kleintjes u toe!
Gij werdt het ontvangen, wij 't geven niet moê.
Wie leegde ooit den buidel zoo prettig en snel?
Wij zeiden met smart u vaarwel, Carrousel!
En komt gij - ligt eerderGa naar voetnoot(†) - te kermis weêr hier,
Wij kroonen uw tent dan met klaatrend laurier,
En hangen daartusschen een rinklende bel,
En ijlen met drift naar 't gekroond carrousel!
j.w. ijntema.
Sept. 1822.
No. VII. Meng. bl. 322. reg. 20. staat haten, lees heeten. |
|