gids gebruiken?’ - ‘Vrees niets; ik verzeker u op mijn woord van eer, dat hij alleen met u spreken wil, en u terstond weder naar huis zal laten gaan. Voor het overige volgt gij goedschiks, of ik jaag u een' kogel door den kop.’ (Ik wilde hem slechts vrees aanjagen, en trok de pistool uit den gordel.) - ‘Van harte gaarne! Ik ben bereid u te volgen,’ zeide de van angst sidderende boer. - ‘Nu, zoo zet u achter mij op het paard.’ Ik hield aan de heg; de Duitscher klom op het paard, en ik vloog met hem als een pijl naar mijnen post.
‘Bravo, Heer Officier!’ riep napoleon mij toe; ‘ik dank u.’ De boer groette, en wachtte bevend zijn lot. Napoleon keerde hem den rug toe, en deed hem, door ney, de volgende vragen: ‘Is de door de laagte regts (op de linker flank der Russen) vloeijende beek diep?’ - ‘Slechts tot aan de knie.’ - ‘Rijdt gij er met uwe karren door?’ - ‘Altijd, behalve in de lente en den herfst, wanneer het water wast.’ - ‘Kan men ze overal doorwaden?’ - ‘Neen: op eenige plaatsen liggen op den bodem eene partij steenen; maar, van het bruggetje regts, is, tot op een vierde van eene mijl, zuivere grond.’ - Napoleon was met de antwoorden zeer in zijn' schik, en scheen bijzonder opgeruimd. Hij vroeg geld van berthier, nam eene geheele hand vol Napoleonsd'or, en gaf die aan den boer, met de woorden: ‘Daar! drink op de gezondheid van den Franschen Keizer!’ De boer wilde hem te voet vallen. ‘Halt!’ sprak napoleon: ‘kent gij den Keizer?’ - ‘Neen; maar ik zou hem wel eens willen zien.’ - ‘Nu, zie dan!’ zeide hij, op den Maarschalk ney wijzende, die op dat pas zijn' jas had losgeknoopt, zoodat de met goud gestikte uniform zigtbaar was. De boer wierp zich voor hem neder. Ney lachte: ‘Deze Heer fopt u. Dat is de Keizer,’ voegde hij er nevens, op berthier wijzende. De boer wierp zich weder op den grond. ‘Vermoei u niet vergeefs,’ zeide berthier in zeer slecht Duitsch. ‘Dat is de Keizer,’ en wees op labruyere. De boer wilde zich voor dezen nederwerpen. ‘Ik ben te jong om Keizer te zijn; buig u voor hem, die u het
geld gegeven heeft.’ - ‘Dat is billijk,’ sprak de Duitscher, napoleon's hand grijpende, en dezelve kussende, terwijl hij zeide: ‘Dat is een gouden handje!’ Allen lachten luidkeels, lieten den boer naar huis keeren, en klommen den heuvel af. Napoleon beval berthier, elk' mijner soldaten een Louisd'or te