johannes, enz. De kisten zijn van hout, deels met een parkementachtig leder, deels met eene wollen stof, deels met zijde overtrokken, en staan open. De huid der lijken is geheel bruin, en door lengte van tijd uitgedroogd en rimpelig zamengetrokken. In de groote vaste worden aangezigt, handen en voeten ontbloot. Behalve deze nog gave lijken, staan in de gangen verscheidene afzonderlijke hoofden, en in kleine gewelven ook vele kisten met reeds vergane ligchamen. Dezelve geven geheel geen reuk van zich, zoodat nergens lucht van dooden te bemerken is; integendeel vindt men in de Katakombe van den H. antonius, zelfs in de heetste zomerdagen, eene vrij drooge en zuivere lucht. Deze holen, sedert eeuwen de begraafplaatsen der monniken van Kiew, zijn in het gebergte uitgehouwen, dat uit een vast, ijzerachtig, met eenige kleideelen vermengd zand bestaat. Boven zijn ze gewelfd en, gelijk ook de bodem en wanden, met kalk bestreken.
Door de hooge ligging en soort van grond wordt het verklaarbaar, dat magere, in de lente of in den herfst gestorvene, ligchamen, die hier bijgezet werden, niet verrot, maar uitgedroogd zijn. Pelgrims, bedevaartgangers en nieuwsgierigen bezoeken dezelve veelvuldig; uit geheel Rusland komen herwaarts vele menschen, in gunstige zomers wel eens tegen de 50,000. Elken morgen, na het eindigen der godsdienstoefening, kan men, zich bij eenen monnik in de kerk nabij den ingang aangemeld hebbende, de gewelven bezoeken; en er is niet veel meer dan een uur tijds noodig, om in al de gangen rond te wandelen, en ieder dezer Martelaren en Heiligen van de Grieksche kerk te bezoeken. Velen hebben beweerd, dat deze grotten in vroegere eeuwen de verblijven van afgezonderd wonende monniken zouden geweest zijn. Dit, echter, is, naar alle omstandigheden en naar de boven bijgebragte aanmerkingen, zeer onwaarschijnlijk.