Iets voor oudheidminnaars.
Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijnheer!
Indien ik mij moge vleijen, dat het onderstaande berigt den Oudheidminnaar niet onwelkom zijn zal, zal het mij aangenaam wezen, hetzelve een plaatsje in uw geacht Maandwerk te zien ingeruimd; waarmede UEd. zult verpligten, die de eer heeft zich te noemen
UEds. dienstv. Dienaar
w.k. mandemaker.
's Gravenhage,
12 Jan. 1823.
Omtrent het einde van Wintermaand II. heeft, te Parijs, eene verkooping plaats gehad, minder gewigtig door hare uitgebreidheid, als bestaande slechts uit vijfentachtig nommers, dan wel belangrijk door de voorwerpen, welke zij bevattede; zijnde geheel uitsluitend Egyptische Oudheden. Zij waren verzameld geworden door den Heer thedenat duvint, Zoon van den Franschen Consul te Alexandrië, gedurende eene reis door Opper - Egypte, op welke hij Abydus, Denderah, Theben, Esné, Ombos, Syené, mitsgaders het eiland Philé bezocht; en, na eene onderhandeling met het Fransch bestuur, tot gezamenlijken verkoop dezer vandaar medegevoerde zeldzaamheden, (naar men zegt, tot eene som van 160,000 franken) afgebroken te zien, besloot hij, dezelve openlijk te doen veilen, volgens eenen beredeneerden en welingerigten Catalogus, door den Heer l.j.j. du bois opgesteld. Bijzonder onderscheidden zich in deze verzameling eenige Handschriften in hieroglyphisch of hieratiek schrift, op papyrus, uit de bouwvallen en de grafplaatsen der Mumiën, te Theben, door dien reiziger medegebragt. Twee van deze werden voor het Kabinet des Konings van Frankrijk, ieder tot de aanmerkelijke som van ruim 1300 franken,