van den Vorst eenigzins ontnuchterd, antwoordde hij: ‘Uwe Majesteit - ik - laveer!’ Dit antwoord dwong den Keizer een' glimlach af; zijn toorn week voor de meestverschoonende goedheid, en hij beval den schuldigen, in stede van hem te doen arresteren, zich spoedig weg te pakken.
De nog zeer jonge Dichter alexander sferjeyewitsch puschkin besteedde, vóór twee jaren, zijn ontluikend schoon talent, om, in een gedicht, den Grave A., een staatsman van naam, de grootste beleedigingen toe te voegen, en hem niet alleen den lauwerkrans van herodatus of den dood van kotzebue toe te wenschen, maar ook den Keizer zelven aan te randen. Hij maakte ook van deze zaak geen geheim, en gaf gereedelijk aan elk, die zulks verlangde, een afschrift van dit zoo wel, als van een dichtstuk op de Vrijheid. Zoo verzocht hem dan ook de Generaal, Graaf M., om eene kopij, en - werd zijn aanklager bij den Keizer. Deze las het stuk met oplettendheid; en, zich van de omstandigheden en den ouderdom des Dichters onderrigt hebbende, sprak hij: ‘Het zou jammer zijn, dat ik dit ontkiemend vernuft verstikte, en puschkin, gelijk hij verdiende, naar Siberië zond. Integendeel wil ik, dat zijn talent zich meer en meer tot eer en nut des vaderlands ontwikkele. De Dichters beminnen eene eeuwige lente, bebloemde oevers, murmelende beken, grazende kudden, zingende vogels; dit alles vindt men slechts in volkomenheid in de zuidelijke gewesten van mijn rijk. Men zende alzoo dien puschkin naar Bessarabië, en geve hem eenen post bij de kanselarij des Generaal - Luitenants nissow - dit zij zijne straf!’ Zulks geschiedde; en zoo leeft puschkin sedert 1820 in Bessarabië met zijne Muze, die, uit dat oord, thans voor verscheidene Russische dagbladen te Petersburg werkzaam is.