De Vader. Een ambachtsman uit dit kanton.
De Regter. Wie is de beleediger?
De Vader. Hij woont in dit kanton.
De Regter. Hij moet uwe dochter huwen.
De Vader. Hij weigert zulks.
De Regter. Op wat grond?
De Vader. Dat hij met eene andere huwen gaat.
De Regter. Wel nu! ik zal hem weten te vinden. Binnen vierentwintig uren zal hij uit een' anderen toon zingen. Zijn naam? Zeker uit uwe klasse?
De Vader. Neen, mijnheer! Zoo gij hem den weg daartoe niet sluit, is hij in de gelegenheid om een groot fortuin te maken.
De Regter. Wat zegt gij!... Een jongman van fatsoen alzoo?
De Vader. Ik heb die vraag reeds beantwoord.
De Regter. Ik verstond u zeker niet...
De Vader. Ik dacht, dat het genoeg ware, u zijne handelwijze te vermelden. Ik noem geen mensch een' jongman van fatsoen, wiens gedrag onfatsoenlijk - wat zeg ik? allerschandelijkst is.
De Regter. Hoor eens, buurman! Indien de jongman rijk is, (en ik ken jonge losbollen, die al heel rijk zijn) dan betale hij eene ronde som, en daarmede is de zaak afgedaan.
De Vader. Eene ronde som!... Bij God! beschimp mij niet, mijnheer rocdale!... Durft gij eenen vader geld aanbieden voor den eerroof zijner dochter?
De Regter. Het regt, mijn vriend, is... het regt. Als regter maak ik geen onderscheid tusschen personen en personen... Verleiding is eene hatelijke misdaad, en alwat in mijn vermogen staat...
De Vader. De beleediger is in uwe magt.
De Regter. Nu, nu, maak u niet driftig, mijn vriend!... Ik zal zien... Welaan, geef mij den naam en den van op van den verleider. Ik zal zien, wat ik voor u kan doen. Wat naam zal ik schrijven?
De Vader. Francis rocdale.
De Regter. Hoe!... wat!...
De Vader. Francis rocdale, zeg ik u! Het regt is het regt, mijnheer rocdale! Ik ben uw buurman, en een eerlijk man. Verleiding is eene hatelijke misdaad, en...
De Regter. Ik meen, dat uw naam is...