Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1823
(1823)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 636]
| |
Protestantismus en Katholicismus, uit het standpunt der Staatkunde beschouwd, door Dr. H.G. Tzschirner, Hoogleeraar in de Godgeleerdheid en Superintendent te Leipzig. Uit het Hoogduitsch, naar den tweeden verbeterden Druk. Te Deventer, bij A.J. van den Sigtenhorst. 1823. In gr. 8vo. 119 Bl. f 1-:-:Dit weldoordacht en welgeschreven stukje is een woord op zijn pas, en verdient aller behartiging. Wel is waar, wij leven, Gode zij dank! niet in Frankrijk, noch in zoodanig ander land, waar zulk een woord misschien nu wel reeds behoefte is; wij mogen ons in dit gezegend gewest, en onder de regering van onzen verlichten en beminden Souverein, (wiens altijd geëerbiedigde Stamvader eens als het slagtoffer van Hierarchij en Obscurantismus viel) genoegzaam verzekerd achten tegen de woelingen van godsdienstige en staatkundige Ultra's, en vreezen niet, dat men, bij het vast naderend tijdstip der herziening van onze Staatsregeling, ons zal willen of kunnen terugzetten tot de duisternis der Middeleeuwen. Wij kunnen echter geenszins onverschillige aanschouwers zijn van de pogingen, om Europa daartoe terug te dringen, en mogen ons in allen gevalle gevat houden op een altijd, bij gezegde woelingen, toch mogelijk tijdstip, dat onze Koning, of zijn Nageslacht, al de geestdrift en veerkracht van zijne Volken kon noodig hebben, om den Protestant, of laten wij liever zeggen den Mensch, te handhaven bij zijne dierbaarste regten. Het is waar, de lessen der ondervinding zijn voor de Vorsten duidelijk en dringend genoeg, om te mogen hopen, dat zij den geest der Roomsche Hierarchische staatkunde genoegzaam inzien, om zich vrij te houden van zulk een onteerend en knellend juk; echter is het niet zonder voorbeeld in de Geschiedenis, dat nog versche lessen der ondervinding, ook door Vorsten, al te spoedig en tot hunne schade | |
[pagina 637]
| |
vergeten werden; en, dit zij zoo als het zij, het is voorzeker niet ongepast, dat de drogredenen der staatkundige en godsdienstige Ultra's, die zij met zoo veel vertoon van Vorstenliefde en zoo vele vleijerij gewoon zijn te kruiden, de opmerkzaamheid trekken, en op beveiligingsmiddelen doen denken aan een ieder, die de vrijheid van het geweten, als zijn onvervreemdbaar eigendom, op den hoogsten prijs stelt. Meesterlijk voert tzschirner hier de pen, en rigt zijn overtuigend betoog tegen de bewering, dat in het Protestantismus de kiem zou liggen van den Omwentelingsgeest, of dat het ten minste, al bedreigt het de Staten niet, dezelve niet zoo krachtig als het Katholicismus ondersteunen en bevestigen kan. Eerst toont hij duidelijk aan, wat eene Omwenteling is, en dat de gebeurtenis der Hervorming, in de zestiende Eeuw, geenszins eene staatkundige Omwenteling mag genoemd worden; maar dat alleen de geest des tijds, dien zij vrijwillig huldigden, de Vorsten en Regenten ter afschaffing der Hierarchij bewoog; dat zelfs in de Nederlanden en Frankrijk geenszins de wapenen werden opgevat om de Vorsten te onttroonen, maar eeniglijk om de regten van het geweten te handhaven; en dat het Protestantismus alzoo bij de Magthebbers op aarde niet gevaarlijk kan worden geacht, ten zij zij ook de Apostelen, als veroorzakers eener staatkundige Omwenteling, toen zij de Christenen van de Mozaïsche Wet moesten losrukken, en de Martelaars, die de Heidensche Afgoden niet wilden offeren, als verstoorders der wettige orde wilden beschouwen en brandmerken. Is het regt van het vrije onderzoek ten aanzien van het Godsdienstige den Staten gevaarlijk, dan is het ook datzelfde regt ten aanzien van ieder ander vak van wetenschap; en men moet een voorstander zijn van de domste willekeur, zoo men om deze reden het Protestantisme uit hoofde van Staatkunde wil tegenwerken. In vroegeren, donkeren tijd was, ja wel, het Katholicismus van belang voor de Staten; maar Europa is niet meer, wat het voor vijf- en zeshonderd jaren was; de wereldlijke magt rust sinds lang niet meer | |
[pagina 638]
| |
op de geestelijke, en de dienst, dien het Katholicismus nog aan de Staten doet, doet het eeniglijk als Godsdienst en Christendom, en heeft alzoo bij het Protestantisme niets vooruit. Magtig werkte in vroeger tijd het Katholicismus door het beginsel van verjaring en door het geloof aan mirakelen in de handen der Priesterschap: maar de wereld is dezer dwangmiddelen van het gezag reeds lang ontwassen. Ook het theocratisch beginsel van het Staatsregt heeft het Katholicisme niet kunnen handhaven, en in Ka tholijke landen heeft men zich even zoo ver van hetzelve verwijderd als in Protestantsche. Geborene Vorsten, als zoodanig erkend en geëerd, zijn geene eigenaars der Volken, in denzelfden zin als de goedbezitter eigenaar van zijne kudde is. Deze ongerijmdheid laat zich ook de Katholijk niet meer opdringen. Ook voelt men het valsche der gevolgtrekking: omdat de Katholijke Kerk eene Monarchij is, daarom moet ook de Staat eene Monarchij zijn; en zoo diep is het Koningdom niet gezonken, dat het zich door het Priesterdom zou moeten oprigten. Den lofredenaren van het Katholicismus wordt nu een weinig de les gelezen, ten aanzien van de maatregelen, die zij voordragen, tot ondersteuning van de troonen der Vorsten; bij welke les zij voelen kunnen, dat hun raad en plan bekend zijn, en het verderfelijke van dezelve zeer goed wordt ingezien; terwijl wordt aangewezen, dat het even zoo dwaas als verderfelijk is, en alzoo nimmer zal gelukken. Hetgeen de Staten voorheen in het Katholicisme ten steun hadden, verloor sinds lang kracht en beduidenis; de Protestantsche landen zijn veel meer tegen revolutionaire bewegingen verzekerd, en het staatsdoel wordt gelukkiger door den Protestantschen Godsdienst, dan door den Katholijken, bevestigd. Ieder, die voor overtuiging vatbaar is, wordt buiten twijfel bij de lezing van dit boekje daarvan overtuigd; terwijl de geachte Schrijver edelmoediglijk de beschuldiging tegen het Protestantismus niet wil omkeeren, noch Vorsten en Staten tegen het Katholicisme waarschuwen, maar ook dat allezins wil | |
[pagina 639]
| |
beveiligd en ineengehouden zien, eeniglijk wenkende op het belang der Staatkunde, om ook de Protestantsche Kerk te handhaven en te beschermen bij het blijvend genot van derzelver wettige vrijheden en regten. Wij keuren zoodanig eene edelmoedige en onpartijdige, bedaarde, Christelijke handelwijze van den Schrijver volkomen goed; ofschoon wij den bij het Voorberigt aangewezen' tegenhanger van dit geschrift: Antiromanus, oder die Kirchengeschichte, mede gaarne in ons Vaderland bekend zagen. De lessen der ondervinding moeten niet verloren zijn; de Geschiedenis spreekt te duidelijk, dan dat wij niet verbaasd zouden staan, dat de tegenpartij van het Protestantismus deze snaar nog durft aanroeren; en ook zoodanige ijdelheidsprekers en verleiders van zinnen moet men den mond stoppen, al zijn zij dan ook juist niet uit de besnijdenis, hoewel de Paulinische vermaning ten dezen voornamelijk laatstgenoemden gelden magGa naar voetnoot(*), die daarom dan ook, met goed regt, eerst en vooral hun bescheiden deel ontvangen. Dan, het eene doende, late men daarom ook het andere niet na. |
|