boekje eens inzien, en bij zijn onderwijs bij de hand houden.
No. 2 is van denzelfden Schrijver. Het nut, van zijne invallende gedachten aan te teekenen, en die te onthouden, wordt in de inleiding in velerlei opzigt aangewezen, en de Eerw. doijer levert uit zijnen voorraad deze proeve. Wij kiezen, tot een staaltje, dit viertal:
‘Liever wil ik de aanbiddelijke Voorzienigheid erkennen, daar zij niet werkt, of liever niet schijnt te werken, dan ontkennen, daar zij wel werkt.’
‘In den droom kan ik mij niet herinneren mij ooit verwonderd te hebben.’
‘Waarom zijn alle menschen Doktoren? - Ook om deze reden, omdat alle zieken klagers zijn. Zij verhalen aan allen, alsof die Geneesheeren waren, naauwkeurig alle de omstandigheden van hunne ongesteldheid. - Komt het u dan vreemd voor, dat dezen, als Doktoren aangesproken zijnde, zich verpligt achten, ook als zoodanigen te antwoorden?’
‘Klaag niet bij de opgaande zon, dat zij weder zal ondergaan; maar dank God bij de ondergaande zon, dat gij haar licht hebt mogen aanschouwen.’
Men ziet alzoo, dat dit allerlei het nadenken opwekken, en zijne nuttigheid hebben kan.