Letterkunde bijzonder bevalt. - Wij hadden onder het lezen hier en daar eene aanmerking gemaakt, van welke wij slechts ééne te dezer plaatse zullen geven, denkende dat dezelve den Schrijver niet onaangenaam zijn zal. Namelijk er staat nog een Fragment van Bion bij Stobaeus, en wel pag. 408, alwaar ik in mijne uitgave (Gesn. a. 1543.) dus lees: Βίων πρὸς τούς λέγοντας ὅτι τὸ κάλλος τυραννίδα ἔχει, τὸ κάλλος ϕεῦ ἔλεγε, τυραννίδος τριχῆ καταλυομένης. Op den kant staat: locus est mutilus. En het is zeker niet te verklaren. Men leze dan, met eene kleine verandering, dus: Βίων, πρὸς τούς λέγοντας, ὅτι τὸ κάλλος τυραννίδα ἔχει: τὸ κάλλος; ϕεῦ, ἔλεγε, τυραννίδος τριχῆ καταλυομένης. Cum quidam dixissent pulchritudini inesse
tyrannidem. Pulchritudini? inquit Bion. Vah! tyrannidem, quae crine solvitur! Men kan de verklaring zoeken uit een dergelijk gezegde van Bion bij Plutarchus, door den Schrijver bl. 25 aangehaald.