| |
| |
| |
Reis in de Binnenlanden van Afrika, naar de bronnen van den Senegal en van de Gambia, gedaan in 1818, op last van het Fransch Gouvernement, door G. Mollien. Uit het Franschvertaald. Met Platen. Te Dordrecht, bij Blussé en van Braam. In gr. 8vo. XII en 407 Bl. f 3-12-:
Toen het fregat de Medusa, in 1816, ten zuiden van Kaapblanc, aan de westelijke kust van Afrika schipbreuk leed, was de reiziger een van de genen, die zich in eene sloep gered en gelukkig het land bereikt hadden. Hij reisde opwaarts, langs den Senegal, tot aan de stapelplaatsen of pakhuizen van de gom, welke uit de drie groote acacia-bosschen, nabij den Senegal en niet verre van de zee gelegen, getrokken wordt. De gevaren, ontstaande door het stuifzand, dat de woestijn van Sahara bedekt, bestaan in de nabijheid van den Senegal en van het zeestrand alhier niet; daarentegen is de ondragelijke hitte, welke hier, nadat de oostewind gewaaid heeft, heerscht, een niet minder verschrikkelijk verschijnsel. Alleen noodzakelijkheid kon de, uit Spanje verdrevene, en in de Barbarijsche Staten vervolgde, Mooren dwingen, in de woestijn van Sahara hunne tenten op te slaan; en de gestadige gevaren, waarin zij verkeeren, maken hun karakter wreed en verraderlijk. Zij zijn daarbij ook vlug en dapper, bezitten schoone en bij uitstek vlugge paarden, ook kameelen, ossen en schapen. Waar de Moor zich nederzet, vernielt hij alles; maar in de zoogenaamde stapelplaatsen (eene menigte van tenten, door de Mooren aan den elleboog eener rivier opgeslagen) is het zeer levendig en woelig, en niemand draagt in dezelve wapenen, dewijl al de kooplieden in gom Marabouts (priesters) zijn, die nimmer ten strijde gaan. De Moor trouwt uit zinnelijkheid, en verstoot zijne vrouw, die in haar zesde jaar verloofd, in haar twaalfde moeder, en nabij het twintigste reeds verwelkt is, uit grilligheid. Deze woestijnbewoners zijn matig, en tegen den honger gehard, gastvrij jegens allen, behalve jegens Christenen,
en uitermate wreed tegen den ongelukkigen, die in hunne handen valt. Zij verstaan het, om uit lomp gevormde guitarren niet onbevallige toonen te lokken; en de muzikant van beroep is vrij van de wet van mahomed, die het drinken van wijn verbiedt. De Oulahdahmeds, een overblijfsel van eenen,
| |
| |
bijna geheel uitgeroeiden, stam van Bedouïnen, zijn bijzonder wreed. Ook in de woestijnen van Afrika heerscht de eerzucht; en de oorlog tusschen twee pretendenten, hier vermeld, levert voorbeelden van dapperheid en verregaande wreedheid op.
De reiziger ontvangt van den gouvern eur der kolonie aan den Senegal volmagt, om aan zijnen, alle gevaren tartenden, lust te voldoen, - de onbekende streken der binnenlanden van Afrika te bezoeken. Gandiolla, in het Koningrijk Cayor, geleek, sinds de Damel of koning er zijn verblijf hield, naar eene ter plundering overgegevene stad. De reiziger, na eene audientie bij den Damel gehad te hebben, koopt een paard, het doel dezer reize naar Gandiolla, keert naar St. Louis terug, om toebereidselen tot de verdere onderneming te maken, en neemt niet veel mede, om de hebzucht der Negers niet op te wekken. Hij moet zeer geheim handelen, en ontvangt zijne instructiën van den gouverneur. Een Marabout, die den Europeanen zeer genegen was, wordt hem als tolk toegevoegd. Het lot der Afrikaansche volken, op nieuw kennelijk in een dorp, door den Damel geplunderd en verwoest, brengt den reiziger tot het besluit, dat de afschassing van den slavenhandel onder de Europesche volken nog niet veel baat aan de menschheid kan toebrengen. De levenswijs van het opperhoofd van Niakra, hier beschreven, geeft een denkbeeld van de geregeldheid en eenvormigheid, welke overal in de huishouding der vrije Negers heerschen. Ten drie ure in den morgenstond waren de scholen in Niakra reeds open, en de kinderen leerden overluid hunne lessen. De Afrikaan arbeidt des nachts, en rust gedurende de hitte van den dag. De gastvrijheid van het gemelde opperhoofd jegens den reiziger is kiesch en belangeloos. De dorpöpperhoofden bij de Negers zijn beter opgevoed dan hunne landgenooten, en derzelver gastvrijheid gaat alles te boven.
Niamrei is een levendig en welvarend dorp van 4000 zielen, dat het voorkomen van eene stad heeft. Elke Neger moet zijnen eigenen put graven, of aan den eigenaar van eenen anderen een zeker regt voor het gebruik betalen. Te Cokei ziet de reiziger voor het eerst den basbab, welke reusachtige en zeer nuttige boom in den omtrek 40 voet dik was. Hij lijdt aldaar overlast van het volk, en de Mooren, die dit dorp met hunne karavanen gestadig doortrekken, roepen bij herhaling: ‘Weg met den Nazareër!’ (dus noemen zij de
| |
| |
Christenen. Het gebrul van twee leeuwen, die in de nabijheid van het dorp op roof rondzwierven, verwekte eenen algemeen akeligen indruk; maar, toen de leeuwen zich verwijderd hadden, was de een der dorpelingen nog moediger dan de ander. De vrouw van het opperhoofd, door den reiziger uitgenoodigd om naast hem plaats te nemen, betuigt, dat de vrouwen zoodanige eer niet waardig waren. Het koningrijk Cayor is een der rijkste in het westelijke Afrika, tusschen den Senegal en de Gambia. De avondkoelte herstelt de ligchaamskrachten, door de hitte van den dag gesloopt. De Pulen drijven eenen voordeeligen handel in vee met de Europeanen. De ezels in (ayor zijn zeer goed; er zijn ook velerlei wilde gedierten en vogels; ook ratten, zoo malsch en smakelijk als hazen. Oogkwalen, schurft en melaatschheid, en bij kinderen verstopping in het onderlijf, zijn de meest heerschende ziekten in Cayor. De inenting der kinderziekte is bij de Negers vrij algemeen, en er sterven ook weinigen aan deze kwaal. De geneeskunst, alleen door de Marabouts uitgeoesend, is eenvoudig, ook met bijgeloof vermengd. De inwoners van Cayor zijn vrolijk en zorgeloos; maar de vriendschap is er baatzuchtig. Zij behooren eigenlijk tot de groote natie der Yolofs. Deze brengen, na het eindigen van den oogst, negen maanden in ledigheid door; maar de kustbewoners visschen het geheele jaar door. In Afrika zijn genoegzaam geene bekende natiën meer, welke geen schietgeweer gebruiken; zelfs wordt te Bambarras buskruid gefabriceerd. De, anders tirannieke, heerschappij van den Damel is toch eenigzins beperkt. De Yolofs zijn bij hunne vermaken wulpsch en ontuchtig, maar in spijs matig, en eenvoudig in
kleeding. Hunne huwelijken verdienen dien naam niet, en de vrouwen zijn schaamteloos. De Yolofs behandelen hunne slaven met zeer veel zachtheid. De Negers houden eene naauwkeurige geslachtsrekening. Hutten en huisraad bij de Yolofs zijn zeer eenvoudig. De handel is ruilhandel; maar op de markt te St. Louis en Goree begeeren de Negers klinkende munt. Een raad der ouden bepaalt al of niet strasschuldigheid; maar alleen het opperhoofd van ieder dorp heeft het regt, om uitspraak te doen over leven en dood. Er is eene soort van Godsoordeel in gebruik. De straf, op de verleiding van eene slavin door eenen vrijen Neger, bestaat daarin, dat de eerste in vrijheid gesteld wordt, en de verleider den koopprijs der slavin aan haren meester moet
| |
| |
betalen. Het Mahomedanismus zal weldra in Cayor algemeen zijn. De Mahomedaansche Negers zijn naauwgezet in hunnen uiterlijken eerdienst, en de priesters dier sekte bezitten een onbepaald gezag.
De koude is in Afrika gevaarlijker dan de hitte. De reiziger krijgt te Tioën, door gestremde uitwaseming, de koorts, wordt door zijnen gastheer en zijne gastvrouw zeer goed opgepast, en de laatste biedt hem hare dochter ter vrouwe aan. Het dorp Pakour behoort aan eenen enkelen eigenaar, die hetzelve met zijne slaven, die hij, in hongersnood, voor de opbrengst zijner velden heeft opgekocht, en die het zeer goed bij hen hebben, bevolkt. De reiziger is te Ouamkroro, de hoofdplaats der staten van den Bourb der Yolofs, ten gehoor bij dezen. De pligtplegingen bij alle souvereinen van Afrika zijn voor den Europeaan vernederend. Deze souverein was vrij lastig in het onderzoek van de kleeding des reizigers, en bewees hem de gunst, van hem gestadig bij de haren te trekken, en de lengte van zijnen neus te meten; maar kan niet begrijpen, dat de koning der blanken slechts ééne vrouw kon onderhouden. De Negers zijn hartstogtelijk voor de muzijk ingenomen. De heer des huizes eet in Afrika nimmer met zijne meerderen. Achter het dorp Medina is het landschap verrukkend en zijn de herders galant. In Medina zijn een groot aantal verwers. De Pulen, herders, die, alom verspreid, een woest leven leiden, hebben van zulk een wezen, als de reiziger is, volstrekt geen denkbeeld. De onderlinge afkeer tusschen de aanhangers van mahomed en die van het heidendom is in Afrika verregaand. Overal maakt de komst des reizigers de algemeene nieuwsgierigheid gaande. Hij wordt te Kaiai zeer rijk onthaald. De landstreken, door de Yolofs bewoond, leveren aan een arbeidzaam volk overvloed op. Het gouvernement van den Bourb der Yolofs is
leenroerig. De Negers zijn dapper tegen elkander, maar zeer bang voor eenen Moor. De oorlogen worden hier veelal gevoerd om slaven op te ligten. Volgens de denkwijs der Negers, is menschenbloed te kostbaar om te vergieten, en het veel voordeeliger en menschlievender, om menschen te verkoopen, dan dezelve te vermoorden. De koningen plunderen somwijlen hunne eigene onderdanen, en laten ze wegvoeren en verkoopen, om zich wapenen en paarden aan te schaffen. Dt meisjes worden door hare bloedverwanten verkocht, zijn slavinnen van den man, maar toch getrouw. De
| |
| |
Negers vonden de bepaling van het huwelijk tot ééne vrouw zeer ongelukkig, maar de Negerinnen zeer verstandig. Er heerscht hier groote ouderliefde bij de kinderen. Vriendschap is onbekend, maar gastvrijheid wordt voor eenen algemeenen pligt gehouden. De Yolofs zijn goedhartig en bescheiden, en zacht jegens hunne slaven. De Laobees zijn een rondzwervend volk, even als elders de Heidens of Zigeuners.
Met eene karavaan van 60 personen komt de reiziger in het bosch, dat Futa-Torra van het land der Yolofs scheidt, en niet zonder gevaar, van wege de wilde dieren en de Mooren, is. Hier heerscht onvruchtbaarheid, en de reis is zeer moeijelijk, terwijl mannen en vaders niet zeer barmhartig omtrent hunne vrouwen en dochters zich gedragen. Het huisselijke leven heeft meer behoeften dan het zwervende. Het gestolene te Bala wordt spoedig teruggegeven. Het, aanzienlijk bevolkte, dorp Bokee is ongemeen rijk in vee en granen. Voor het eerst een bad, sedert het vertrek van St. Louis, in eene rivier. De reismakkers hadden lang getwijfeld, of de reiziger besneden was; maar zij gelooven hem. De Negers hebben zeer geringe denkbeelden van de kundigheden en bezittingen der blanken. De rijkdom der landstreek, waarin Sedo, eene stad van 6000 zielen, ligt, is uitstekend. Teedere ontmoeting der tehuiskomende reismakkers met hunne vrouwen te Sedo. De volken van Afrika stellen minder prijs op de inwendige waarde van het geschenk, dan op het geschenk zelve, als hulde aan hunnen rang. Dus zijn de regtbezorgers daar vrij beterkoop dan in Europa. De veroveringen in de liefde zijn in Afrika gemakkelijk, doch in Sedo wat duur. De Negers hebben in het algemeen eenen afkeer van de kleur der blanken; en de reiziger, hoewel overal wèl onthaald, heeft veel van de nieuwsgierigheid der eersten uit te staan. ‘Waarom - vraagden eenige Tucolors aan den reiziger - eerbiedigt gij onzen Profeet niet als een gezant van den Allerhoogsten, daar wij toch uwen christus als zoodanig erkennen?’ Dit was de eerste maal, dat hij over zijne godsdienstige begrippen ondervraagd werd. De vlakte van
Senopalee bevat een groot aantal dorpen = 25000 zielen. In Afrika vindt men, zonder geld en zonder vrienden, zelfs zonder eenige aanbeveling, altoos eene herberg; Europa mogt wel van Afrika leeren. [Maar is het niet ongelukkig, dat de staat der maatschappij in onze christelijke beschaafde landen, door rijkdom en weelde, zoo van de natuur is afge- | |
| |
weken, dat deze gastvrijheid geene plaats hebben kan, te meer omdat zij ook vreeselijk misbruikt worden, en elke gelukzoeker er zich van bedienen zou? Ondertusschen pleit het gedrag der Afrikanen ten dezen ter eere der menschelijke natuur.] Men uit gestadig achterdocht aangaande het doel van den togt des reizigers. Men heeft in Afrika een vrij juist denkbeeld aangaande de veiligheid der wegen; er bestaat in Futa-Torra een geregeld Gouvernement; het regt wordt er uitgeoefend in den naam van den vorst, en alle inrigtingen werken er zamen ten beste van het algemeen belang. [Het is niet te ontkennen, dat onze bestuurders der regtsplegingen menig lesje bij de zoogenaamde wilden zouden kunnen halen, om te leeren, wat natuurlijk regt en menschelijkheid, onder het handhaven der regtvaardigheid, is.] In het binnenste van Afrika zijn vrouwen en kinderen veeltijds eene plaag voor de reizigers, welken zij, uit nieuwsgierigheid en baldadigheid, kwellen en tergen; dit was ook nu het geval, terwijl de reiziger zich in eene groote verlegenheid bevond. De wapenen der Afrikaansche soldaten zijn in slechten staat; zij versmullen hun buskruid onderweg, en hebben, bij het ontmoeten van den vijand, vaak niet meer dan één schot overig. De Negers beweerden onderling, dat de blanken niet anders dan op het water leefden; dat zij noch land, noch woningen, noch vee bezaten; dat alle rivieren en groote wateren aan de blanken toebehoorden, doch dat,
daarentegen, al het vaste land hun vaderlijk erfdeel was. De tamarinde is het éénig en algemeen geneesmiddel der Negers, en was het ook van den reiziger tegen de koorts. Indien een slaaf van meester wil veranderen, snijdt hij dien, welken hij wil dienen, bij verrassing of met geweld een oor af, en straks na deze daad heeft de vorige meester geen regt meer op hem. [!] De bevolking van Canel bedraagt omtrent 5 of 6000 zielen, en de ligging van het oord is zeer aangenaam. De reiziger vindt fornuizen, waarin ijzer gesmolten wordt, dat in deze streken uitmuntend is. Hij komt op het grondgebied van Bondu. Des namiddags tegen drie ure is het zoo heet, dat de reiziger den loop van zijn geweer niet met de hand kan omvatten. Het land van Futa-Torra, dat de reiziger nu verlaten had, is een der grootste staten van dit gedeelte van Afrika. De vruchtbaarheid van den grond verschaft rijkdommen. Het land wordt wèl gebouwd, maar de boomkweekerij verwaarloosd; vandaar gebrek aan hout, en
| |
| |
dat men zich aan koemest of stroo van gierst warmt. Met de vrucht van den deraboki worden leeuwen en hyena's vergiftigd. De thermometer rijst er op den middag in de schaduw dikwijls tot 32o. De bevolking beloopt twee millioenen zielen. De inwoners drijven koophandel. Godsdienst de Mahomedaansche. Eenig geschiedkundig berigt aangaande het volk. Er bestaat in Futa-Torra en bij de Mooren eene soort van vrijmetselarij, waarvan het geheim nog niet is uitgelekt. Eene verachtelijke klasse, de Diavando's, dwingt alles door de vrees voor hare lasteringen. De Pulen zijn het hoogmoedigste en verwaandste volk, maar ijverig en niet onbekwaam. De vrouwen der Pulen verstaan het, om den baas te spelen; een bewijs van beschaving! en deze is er ook verder gevorderd dan bij de Yolofs. Eetlust en zucht tot opschik kunnen in Afrika ligt eene hut in vuur en vlam zetten. Wijze van vrijen onder de Pulen.
Het koningrijk Bondu. Gevaar wegens groote en sterke slangen. Groot onderscheid tusschen de behandeling hier en te Futa-Torra. De beschaafdste natiën de bedorvenste. Wanneer men in Afrika zich van lastig gezelschap ontdoen wil, sluit men de oogen, en hetzelve gaat heen. [Dit moest bij ons ook zoo zijn!] Afrikaansche wellevendheid vordert, dat men zelf den gastheer voor zijn goed onthaal gaat bedanken. De nabijheid van den boom tali vergiftigt het water voor de dieren. Eene Afrikaansche bruiloft; de reizigers, hoe hongerig zij zijn, krijgen er niet veel van. Hitte van den grond en vinnige koude des nachts. Beschrijving van het koningrijk Bondu. In hetzelve zijn de mannen vromer dan de vrouwen. Goud- en ijzermijnen in het koningrijk Bambouk. Dit heeft een brandend heet luchtsgestel, maar ook talrijke beken.
Statige godsdienstoefening der karavaan. Bekoorlijk gezigt op de Gambia en hare oevers. De reiziger wordt opgehouden. Eene prinses kaauwt tabak. Knevelarij door deze prinses en haren broeder, den Iman. De weg gaat door bergachtige streken, en heeft vele belemmeringen. IJzersmelterijen gemeen bij de Serracolets; maar de manier van smeden is langwijlig. Weg over steile en puntige rotsen. Bekoorlijkheid van de vallei, alwaar de Coumba ontspringt. De beste en voornaamste eigenschap in den mensch is, volgens de Negers, het geduld. De gezondheid des reizigers neemt af. Menschlievend gedrag van eenige inwoners van het dorp Fobea. Getrouwheid aan den Godsdienst, ondanks honger en
| |
| |
zien eten. Groote blaffende apen op de boomen. De zeden der volken in deze streken zijn zeer aartsvaderlijk; de prinses drijft de kudden naar de weide. De regenvlagen, aangekondigd door eene groote, de wolken bereikende, zandkolom, duren er zes maanden achtereen. De grond van Niokolo en Bandeia is met onderaardsch vuur bezwangerd. Bergketen van granietsteenen en ijzerachtige rotsen. Armoede van de bewoners dezer gebergten. Een bondel van drie houtjes is hun God. De vriend verkoopt den vriend. Het bezoek van de bronnen der Gambia en van den Niger moet geheim geschieden. De reiziger komt aan dezelve. Bekoorlijke oevers van de Gambia. Vruchtbaar en welbebouwd land. De Negers te Rumbdee-Gali worden zeer gekweld door venerische ziekten. Overvloed aan oranjeboomen te Sefura. De reiziger moet veel voor geneesheer spelen; gelijk hij ook vaak talismans moet geven, onder anderen aan éénen, om zonder arbeid rijk te worden. Een Afrikaansche tafelschuimer. De reiziger te Timbo. Letterkundig kollegie. Beschrijving van de hoofdstad Timbo, die omtrent 9000 zielen kan bevatten, en waar de inwoners rijk zijn. Men brengt een Albino-meisje in des reizigers tegenwoordigheid, en maakt een kompliment aan de blanken. Reis naar de bron van den Senegal. Drie kolommen, het werk der termiten of witte mieren. De reiziger ziet de bron van den Senegal. Hij wordt door zijnen bekwaamsten gids verlaten, en krijgt de koorts door walging van eene spijs, welke genuttigd moest worden, terwijl er niets anders en razende honger was. Moeijelijkheid der reis door den regen, zwaarte van dezen, en ongezondheid voor de Europeanen in Afrika. De reiziger wordt
gevaarlijk ziek, doch herstelt. De gids bukari geneest zichzelven in een oogenblik van het kolijk, door het drinken van een paar kalebassen met koud water, waarop hij eenige teekens gemaakt had. [Was dit magnetismus?] De reiziger krijgt koorts, rooden loop en tandpijn te gelijk. Zijn huiswaard wil hem vergiftigen, toen hij zijne herstelling merkt, en legt het wijders op zijnen ondergang toe, waardoor de reiziger in eenen ellendigen staat komt. Het wordt verraden, dat hij de bronnen der rivieren bezigtigd heeft; hij vlugt, maar wordt weder ingehaald, en ontvangt eindelijk vrijheid om te vertrekken. Nieuwe ongelegenheden, ten laatste overwonnen. Verregaande gastvrijheid der Serracolets. Giraffen, leeuwen, hippopotamen, krokodillen en apen in het land van Galam. Een arme
| |
| |
slaaf geeft zijn middageten aan den zwakken reiziger. Gesteldheid van Futa Djallon. De reiziger deelt eenige van Pulen ingewonnene berigten omtrent eenige landen mede, van welke men anders weinig weet. Het dorp Bourree bezit meer gouds, dan geheel Bondu en Bambouk te zamen. De Negers van Maniana zijn menscheneters. De bezem is het teeken der waardigheid van den opperste of Manso van Kadee.
De reiziger blijft door den rooden loop gekweld. Hij begeeft zich naar het Portugesche etablissement Geba. Ingewonnene berigten aangaande het land Kabou en de stad Geba. De reiziger gaat in de laatste scheep, wordt onderweg door de Neger-matrozen zeer geplaagd, landt te Bissoa aan, wordt daar wèl behandeld, maar scheep wederom zeer slecht door de matrozen. Hij eindigt ten laatste zijne reis, die een jaar geduurd had.
De reiziger spreekt, in het voorberigt, zeer bescheiden van dit reisverhaal. Op taal en stijl valt niet aan te merken, en de drie platen zijn zeer fraai. |
|