Bijbelsche Geschiedenis, als meer bepaaldelijk ter lectuur voor Vrouwen en Meisjes geschikt, door voorbeelden, uit hare Sekse ontleend. Het zijn slechts zes Geschiedverhalen uit het Oude Verbond: jochébed, (de moeder van mozes) of de zorgende Moedcrliefde; ruth, of de edele Schoondochter; hanna, of het grievende der miskenning; abigaël, of de verstandige Vrouw; de Sunamietische Vrouw, en: het Isra litische Meisje, dienstbaar in Syrië. De Geschiedenis wordt daarin, met behoorlijke toelichting uit de Volkszeden, en met weglating van hetgeen wel in den naïven toon der Oudheid, doch minder in onzen gekuischten stijl kan vermeld worden, op eene zeer onderhoudende wijze voorgedragen, en daarbij zeer gepaste en ongedwongen uit het verhaal voortvloeijende zedelessen gevoegd. Rec. betuigt openhartig, dat, niettegenstaande hem de Geschiedenissen natuurlijk alle bekend waren, hij dezelve echter in deze Verhalen niet zonder aandoening gelezen heeft; en hij twijfelt niet, of deze kleine bundel zal die zelfde werking in nog ruimere mate bij de andere Sekse voortbrengen, voor welke die eigenlijk geschreven is. De stijl is edel, ongedwongen en natuurlijk, zonder pretensie op hooge vlugt, en dus zeer goed naar de onderwerpen geschikt, welke, uit de vroegere tijden des menschdoms ontleend, zich vooral door de beminnelijke eenvoudigheid der voordragt aanbevelen. Het hart der Schrijfster vertoont zich daarin van eene zeer gunstige zijde: zij weet de fijnere trekken van moeder-, kinder- en huwelijksliefde, van schranderheid en vertrouwen op de Voorzienigheid, met werkzaamheid gepaard, die in de gewijde Boeken zelve (naar den aard van den naïven stijl
der Oudheid) niet ontwikkeld, maar aan de overweging des lezers zelv' overgelaten zijn, treffend te doen uitkomen, en de teedere snaren van ons hart te roeren. Zulks door proeven te staven, zou ons bestek te buiten gaan, te meer daar ieder tafereel in den zamenhang moet gelezen, en niet naar brokstukken beoordeeld kan worden. Ook aan nieuwe Uitleggers, b.v. aan van der palm, toont de Schrijfster niet onkundig te zijn, 't welk wij vooral in de beide laatste geschiedverhalen hebben opgemerkt. Wij hebben echter hier en daar wel eens op taalfouten, vooral in de geslachten, gestooten, waarop wij de bekwame Schrijfster echter slechts in het algemeen oplettend maken, daar zulk eene optelling van fouten den Rec., naar zijn gevoel, te pedant en oud-schoolmeesterachtig voorkomt.