het Hoogheemraadschap van Rijnland de Verhandeling des Heeren van lijnden, benevens eenige andere stukken, juist in handen van den Professor de gelder heeft gesteld, ten einde deszelfs advijs en consideratiën te vernemen over het ontwerp in questie; maar dit durven wij veilig zeggen, had deze Professor er toe kunnen komen, om die taak te zwaar voor zijne krachten te beschouwen, en de vereerende uitnoodiging des Hoogheemraadschaps van de hand te wijzen, hij had beter voor zijne eer gezorgd. Zelf belijdt hij, dat het korte tijdsbestek, hem voorgeschreven, het niet mogelijk maakte, dat deze Memorie zoo geheel de uitkomst van bedaarde en onpartijdige onderzoekingen zoude behelzen, als anders het geval zoude geweest zijn, en dat dezelve vatbaar is voor naauwkeuriger bewerking (bl. 2, 3 noot 1); maar, welverre dat dit het gebrek van opzettelijke bearbeiding zoude verschoonen, neemt elk weldenkende het den Professor wel zeer kwalijk, dat hij van die bearbeiding van een stuk, waaraan de Heer van lijnden meer jaren, dan zijn Hooggel. maanden besteedde, niet liever heeft afgezien, dan met zulk gebrekkig werk voor den dag te komen. Wij staan hem borg, dat, zoo hij, gelijk hij betuigt voornemens te zijn geweest, opzettelijk, bij eene meer gunstige gelegenheid, de Verhandeling bestudeerd had, zijne hoop op eene onwrikbare overtuiging aangaande de uitvoerbaarheid en wenschelijkheid van het groote plan wel zoude vervuld, en althans de gunstige indruk, dien het voortreffelijk geschrist van den Heer van lijnden, zoo als hij zegt, op hem gemaakt heeft, wel zoo zoude behouden zijn geworden, dat hij zijne eere aan eene zoodanige wederspraak niet zoude gewaagd, noch zich aan zoo vele gissingen en verdenkingen blootgesteld hebben.
Het beloop dezer Memorie is dus: eerst wordt de topografische en hydrografische gesteldheid van Rijnland geschetst; in de tweede plaats aangewezen, welke gevolgen elk plan van droogmaking des Haarlemmermeers, en inzonderheid dat des Heeren van lijnden, hebben moet; en dan, bij wijze van resumtie, met zijne consideratiën de Memorie besloten. Wat het resultaat is, spreekt van zelve.
Onmiskenbaar is ook in dit werk de groote geleerdheid, wat de theorie der wiskunde betreft, door welke zich de Heer van gelder onderscheidt; maar - cui bono? vroegen wij dikwijls, waar wij haar zagen aangebragt. Wij zijn