van den predikdienst uit liefde, zonder belooning, eenig ander bedrijf; en, hoewel deze doorgaans minder wetenschappelijk gevormd zijn, zij winneu het echter wel eens in menschenkennis en in alles, wat tot de praktijk des levens behoort, van hunne overige Ambtsbroederen. Tot deze laatsten behoorde u.r. dijkstra, een man, in zijne Gemeente van Dantumawoude en in de omstreken, wegens zijne kunde en braafheid, algemeen geacht; weshalve hij ook in den vriendschappelijken omgang van mannen, als siegenbeek, koopmans en van teutem, deelde, tijdens derzelver verblijf in het naburige Dokkum.
Geen wonder derhalve, dat de Kerkeraad van die Gemeente, bij het overlijden van den waardigen man, besloot, deszelfs nagedachtenis door eene openbare Lijkrede te vieren. De Eerw. j. kuiper, die sedert eenige jaren de plaats van den opvolger des overledenen bekleedt, heeft die taak op eene loffelijke wijze verrigt met de rede, welke hij op het aanzoek van velen in het licht gegeven heeft. Het getuigenis omtrent barnabas: Hand. X:24a. Hij was een goed man, geeft den Leeraar aanleiding, om dijkstra als eenen man voor te stellen, van wien men deze loffpraak met regt mogt bezigen. Op eene gepaste voorafspraak en inleiding volgt eene teekening van het leven en het karakter van dijkstra. Wij voor ons gelooven niet, dat het ophangen van zulk een uitvoerig tafereel, als wij hier vinden, met den eigenlijken trant en toon van eene Lijkrede op eenen Predikant voor zijne Gemeente overeenkomt; hoewel wij gaarne erkennen, dat dit tafereel ons den waardigen man in de onderscheidene betrekkingen des levens van eene gunstige zijde doet kennen, terwijl het hem vereert, die hetzelve ontwierp. Er heerscht een hartelijke toon in het geheele stuk; de stijl is eenvoudig en duidelijk; doch daarom komt de apostrophe aan den Dood, op bl. 22, ons ook minder gepast voor.