eene zaak neme haar gebruik al niet weg, als men rozen zonder doornen kan hebben, waarom zou men ze dan niet nemen?
Maar, vergeten wij ook, dat wij een vers, en wel eenen Lierzang, voor ons hebben? Zoo ja, dan is dit de schuld van den titel: waar handhaving zal plaats hebben, daar moet niet in den wind geschermd of met bloote klanken gespeeld worden. Dit ter zijde gesteld zijnde, heeft de Poëet ons inderdaad zeer wel voldaan. De ontwikkelde gevoelens zijn edel; de taal is warm, zuiver en schoon. Een enkele regel slechts: De godsdienst lijdt van u geen' last, luidde ons wat weinig lierzangerig, behalve dat die lof slechts ontkennend is; gelijk een andere: Gij scheurt geen' twist, ons min juist voorkwam. Immers, dat de Dichter niet bloot zeggen wil, dat de Orde het wargaren volkomen ontwikkelt, in plaats van, als alexander den Gordiaanschen knoop, hetzelve maar door te hakken (trancher), blijkt uit den zamenhang. Doch, hoe duidelijk die Heeren Vrijmetselaren ook spreken, er blijft toch altijd iets geheimzinnigs in. Zoo weten we niet, of wij den man niet volkomen gelijk moeten geven, als hij zegt:
Wat! zou 't verbond, door u gesloten;
Tot zigtbre vormen zijn verlaagd,
Dat ge om een outer, neêrgestooten,
Bij 't nietig puin vertwijflend klaagt?
Dat puin moog op de vlerk der winden
In 't onbegrensde ruim verzwinden;
Het outer, waar ge uw' dienst verrigt,
Is boven tijd, en plaats, en vormen:
Geen wereldmagt, die 't neêr kan stormen:
't Is in uw edel hart gesticht.
Doch dan lieten wij ook al dien omslag maar waaijen, en de maskerades aan hen over, die zulks noodig hebben. In onze eenvoudigheid zij het gesproken! En zoo aldus tevens eene andere geheimzinnige Orde, hier en daar, zoo het schijnt, als eene andere pool, en welligt als een tegenwigt, beschouwd, daarmede uit de voeten was te helpen, dan zouden wij zelfs hierom wel willen bidden. Want, welke voorstanders ook van het weldoen in het verborgene, deze soort van scherpschutters in den oorlog tusschen licht en duister schij-