ging. Te Gorinchem, bij J. Noorduin. 1821, 22. In gr. 8vo. XXXII, 1266 Bl. Te zamen f 10-2-:
Zoo als wij ons voorgesteld hadden, geeft dit tweede deel, in plaats van eene bijzondere teekenleer, eene bijzondere empirische of historische ziektekunde, waarin de ziekten, in afdeelingen en onderäfdeelingen gerangschikt, in derzelver algemeene en bijzondere toevallen en verloop geschetst, en zelfs derzelver oorzaken en gevolgen worden opgegeven. Na eene korte verklaring van eenige kunstwoorden, en beschouwing van den duur, de tijdperken en den typus der ziekten, verdeelt de Schrijver dezelve in koortsen, ontstekingen, bloedstortingen, zenuwaandoeningen, en algemeene ziekten met gebreken in de bewerktuiging. Deze laatste afdeeling moet zoo wat van alles bergen; wij vinden er de waterzuchten, de geelzucht, de onwillekeurige pisvloeijing, de diabetes, de wormziekten. Onder de bloedstortingen zien wij, met niet minder verwondering, de bloedöphoopingen en de opstoppingen der maandstonden. Doch, dit daarlatende, erkennen wij gaarne, dat dit werk vele blijken draagt van eene vlijtige verzameling en een oordeelkundig gebruik der voorhandene bouwstoffen. Op vele plaatsen vinden wij de kennis van het menschelijk ligchaam, welke ons ontleed- en scheikunde geven, die van de wetten der levenskracht, zeer gelukkig, tot het verklaren der ziekten, toegepast. Misschien met eene enkele uitzondering, zijn de voornaamste ligchaamskwalen zeer naauwkeurig en volledig behandeld. Met eenige omzigtigheid, kan dit werk met zeer veel vrucht, bij het bestuderen der geneeskundige praktijk, gebruikt worden. Wij zeiden: met eenige omzigtigheid; dewijl er hier en daar nog al eene enkele stelling voorkomt, welke aanleiding tot verkeerde begrippen of tot verwarring kan veroorzaken. Zoo stelt de Schrijver het algemeen karakter der koortsen in eene aandoening der bloedvaten, en naderhand beschouwt hij deze aandoening als eigen aan de ontstekingkoorts; hij telt wanorde in de
afscheidingen en ontlastingen tot