Iets aangaande het Ontwerp tot een nieuw uit te geven Weekblad, onder den titel van: Vaderlandsch Verlichtingskwispedoor, enz. Te Groningen, bij J. Römelingh. 1822. In gr. 8vo. 23 Bl. f :-4-:
De Verlichtingskwispedoor. (Eene Vertelling uit onzen tijd.) Te Groningen, bij J. Römelingh. 1823. In gr. 8vo. 8 Bl. f :-2-:
Wij hebben vóór eenigen tijd het onze gezegd van het geschriftje, waartegen deze twee zijn gerigt. Doch, schoon zulks mede op afkeuring uitliep, zoo staan wij echter verbaasd over het wonderbaar verschil van gevoelens. Wij hielden, en houden nog, het gansche zoogenaamde Ontwerp voor eene satire, in welke ons vooral de titel en het grove beeld, waarop zoo uitvoerig wordt toegespeeld, ten hoogste mishaagden. Het Iets, intusschen, hier aangekondigd, behandelt de zaak geheel ernstig, en bestrijdt, wat de voorganger kwanswijs verdedigd, maar inderdaad bespot, en dus, slechts met andere wapenen, bestreden heeft; zoodat men dezen letterheld bij eene krijgsbende zou kunnen vergelijken, die, door de uniform misleid, of in de donkere gangen van eene loopgraaf, op bevriende soldaten schiet. Het andere stukje, daarentegen, de nieuwe Kwispedoor, is hekeling, vrij scherpe hekeling van het bedoelde werkje niet alleen, maar van deszelfs schrijver, ook om andere voortbrengsels. Doch ongelukkig komt de morsigheid van het gansche denkbeeld, dat op nieuw ten titel verstrekt, nu nog veel sterker, ja tot walgens toe, uit. En, zoo wij dit gansche zoodje de moeite der aankondiging waardig achten, het is om de schrijvers te waarschuwen, onzen nationalen smaak en letterkunde toch niet verder bespottelijk te maken in het oog des vreemdelings, die van zulk eenen pennestrijd enz. eens mogt hooren, of zich zelfs verdacht te maken van, als grensbewoners, met den vijand te heulen, en de volkseer opzettelijk te verraden.
Wij mogen op het laatstgenoemde dezer brochures toepassen, hetgeen onlangs in den Courrier des Spectacles niet onaardig van de Étoile werd vermeld (of verdicht?): ‘Een rondbrenger van de Etoile, zijn pakket niet kunnende aan den man brengen, wierp het op een' hoop vuiligheids, zeggende: Lig daar! ik geef u aan uzelven terug.