zaak van vrouwen niet. Zij konden, naar onze meening, zeer wel voor de gemeente zwijgen, en in eenen nederigen en stillen geest, die kostelijk is voor God, de Christelijke deugden beoefenen. - Mejufvrouw maria aletta hulshoff heeft den appel geworpen, die Mejufvrouw maria hoogendorp opvat; en, als zij die dan toch opvatten wilde, verdient zij lof, dat zij de taak, die zij op zich nam, met bezadigdheid en in eenen goeden geest heeft volbragt. Hare goede meening valt duidelijk in het oog; en eer heeft haar verstand en hart, dat zij het zoogenaamd lijdelijk Christendom niet dulden kan, hetwelk, namelijk, beweert, en hardnekkig tegen gezond verstand en Bijbel bij die bewering volhardt, dat het geloof onmiddellijk in het hart gewerkt wordt, zonder werkzaamheden der ziel omtrent de dierbare beloften Gods. Hare overtuiging is juist, dat zulk een gevoelen groote vertraging in kennis, geloof en godzaligheid veroorzaakt, en de deur voor een zorgeloos en ergerlijk leven openzet. Wij weten echter, dat dit gevoelen maar al te veel aanhangers gevonden heeft in vroegeren tijd, en dat dit geslacht bij ver of na nog niet is uitgestorven. Dat ook Mejufvrouw hulshoff hiertoe behoort, smartte ons; maar het leidde haar tot geheel iets anders, dan waartoe doorgaans de voorstanders van zoo iets geleid worden, die de leer de praedestinatie of voorverordinering ijverig aankleven en overdrijven, en een goed deel des menschdoms tot onherroepelijke verdoemenis geschapen en bestemd achten. De praedestinatie, in den meest harden zin, is ook wel haar grondslag; maar hare redeneringen brengen haar tot de slotsom: God neemt de uitverkorenen in dit leven, en de niet uitverkorenen na dit leven, zonder eenige pogingen van hunne zijde, op in zijne
liefdeärmen, en draagt hen ten Hemel in. Tegen deze stelling, die zij in het geschrift van hulshoff vond, verklaart hoogendorp zich ten sterkste, en wil de nimmer eindigende rampzaligheid als Bijbelleer aandringen. - Dit is geen onderwerp voor vrouwen, dachten wij al aanstonds bij het in de hand nemen van dit beekje, en meenden dit ter beoor-