len op het hoofd zetten: want op de meisjes en vrouwen zijn de Carbonari boven alles verzot. Nu dit ontdekt is, wordt de zaak toch wel van algemeen en bijzonder belang; en wij twijfelen niet, of, nu dit werkje het licht zag, worden de beraadslagingen ernstiger, en wenschen wij, bij de uitvoering, wijsheid en veerkracht. Wat het eigenbelang der Vorsten betreft, hunne troonen en kroonen zijn, in ons oog, boven Heilig Verbond en al, genoeg bevestigd, wanneer de liefde der volken en eene vaderlijke regering dezelve schraagt; en er bestaat alsdan geene reden tot vreeze, dat de Carbonari, zoo zij het al daarop gemunt hadden, ten dezen eenigermate geducht worden. Een mooi meisje of wat, in de herbergen, door hen bezocht, en eene goede flesch, houdt de opperhoofden werkeloos; en dan zit, indien er al waarlijk zulk eene broederschap besta, het gemeene volkje der Carbonari, 't welk het toch eigenlijk zou moeten doen, in holen of gaten, bezig met plannen, die het eigenlijk weten noch begrijpen mag. Zoo althans leert men het uit dit boekje; en wij erkennen, dat wij, na al hetgeen wij er ook van elders van vernamen of lazen, zoo er dan zulke Carbonari bestaan, er niet anders over kunnen denken. Hier meenden wij bij iedere bladzijde: het zal komen! het zal komen! maar er komt toch niets. Alles, wat wij hier van de Carbonari opmerken, bevat het bekende deuntje: zij dronken een glas, zij p..... ... ...s,
en zij lieten de zaak zoo als die was. En dit is zeker voor hen het verstandigste, en, zoo wij meenen, ook voor ons. Maar wij bebben ook geene kroonen of troonen voor onszelven of onze kinderen te bewaken. Wie in dit geval is, moet het weten. Wij houden ons aan onzen burgerpligt, zonder ons ten dezen over de Carbonari te ontrusten. Ten dezen, zeggen wij opzettelijk: want in een ander, reeds aangeduid opzigt wordt het ons ernstig, en wenschen wij zeer hartelijk, dat de Carbonari, om het even of het Vorsten of onderdanen zijn, door de Monarchen zullen worden buiten de wet gesteld. Verbeeld u, lezer! zij kunnen maar geen meisje zien, dat er wat knap uitziet, (en alle, die zij ontmoeten, zijn hun knap genoeg, ja bijna goddelijk schoon) of zij worden smoorlijk verliefd; en het is, of de meisjes betooverd zijn: geen een is er, of zij krijgt dadelijk in den Carbonari zin, en dan zingt zij met en voor den Carbonari als eene lijster, enz. Maar, arme meisjes! dat heitje komt, vreezen wij, op een schrei-