hij zich; hij werd vertrouwelijk jegens zijne oppassers, en scheen alle vroegere betrekking geheel vergeten te hebben, toen, na een afzijn van achttien maanden, zijn meester terugkeerde. Bij het eerste woord, dat hij sprak, herkende hem de wolf, hoewel hij hem onder de menigte nog niet konde zien, en verkondigde zijne blijdschap door gehuil en onrustige bewegingen. Vrijgelaten, overlaadde hij zijnen ouden vriend met de teederste liefkozingen, door den getrouwsten hond na eene scheiding van weinige dagen niet te overtreffen. Eene tweede verwijdering werd van dezelfde diepe treurigheid gevolgd, andermaal door den heelenden tijd gelenigd. Drie jaren verliepen, en de wolf leefde vergenoegd en vrolijk met eenen hond, hem als medgezel gegeven. Na zoo lang een tijdsverloop, ongetwijfeld toereikend voor den trouwsten hond om zijnen meester te vergeten, kwam die van onzen wolf terug. Het was avond; alles was gesloten, en het beest kon volstrekt niets onderscheiden. Maar de stem des geliefden meesters was zijner gedachtenisse niet ontweken! Zoodra hij dezelve hoorde, herkende hij haar, en beantwoordde zijnen roep met een het hoogste ongeduld kenmerkend gehuil, hetwelk verdubbelde, zoodra men hem in vrijheid stelde; de wolf vloog toen op hem af, sloeg de beide voorpooten om de schouders van zijnen meester, en belikte zijn gansche aangezigt; terwijl hij dezelfde oppassers, die hij vóór weinige oogenblikken nog zeer vriendelijk had bejegend, welligt uit vrees voor eene nieuwe scheiding, thans dreigend de tanden zien liet, zoo dikwijls een van hen hem naderde. Zulk een wellust, dien men geen' genoegzamen tijd ter verzadiging konde laten, werd weldra op het smartelijkst geboet! Eene nieuwe scheiding werd gevorderd, en van dat oogenblik af lag de arme wolf als in den diepsten weedom onbewegelijk verzonken; alle voedsel weigerende, vermagerde hij zigtbaar; zijn haar stond borstelig overeind, gelijk gewoonlijk bij kranke dieren; in acht dagen tijds werd hij
schier onkenbaar, zoodat men lang aan zijn behoud wanhoopte. Hij bleef echter in het leven, ja zijne gezondheid keerde weder; hij werd nogmaals vet en zijne haren weder glanzig; zijnen oppasseren evenwel alleen vergunt hij den toegang, neemt van niemand anders meer liefkozingen aan, en beantwoordt die van vreemden met bedreigingen.