Nog een woord over de zoo veel geruchts makende preek van den vicaris-generaal van Mechelen.
- Gij vraagt mij naar de Preek van den Vicaris-generaal. Zij doet ons zien, dat de vraag, door den Protestant, IIde D. No. V. bl. 511, 512, gedaan: ‘Ach! is er dan niet één onder u, (Priesters der Roomsche kerk) die zich, naar het voorbeeld van velen uwer Duitsche broederen, openlijk tegen het bijgeloof wil verzetten, en een redelijker Christendom prediken?’ enz. niet meer ontkennend behoeft beantwoord te worden, en is voorzeker een zonderling verschijnsel in de Zuidelijke Provinciën. Zij, die eenstemmig denken met den Eerw. Vicaris-generaal, verheugen zich, zulk een gezag te kunnen aanvoeren. Dat de Geestelijkheid geheel van haar stuk is, zal niet behoeven verzekerd te worden aan ieder, die den geest der Kerkelijken in het Zuiden heeft leeren kennen. Zij, die bang zijn voor religietwisten, keuren die preek, immers de uitgave, af. Hetgene er in geleerd wordt, zeggen zij, gelooven alle fatsoenlijke lieden; alleen de Geestelijken zijn, en zullen wel blijven, de onverdraagzame veroordeelaars van andersdenkenden: waartoe dus onrust gesticht? - Zoo heilzaam rust is, zoo schadelijk echter is onverschilligheid in het stuk van Godsdienst; deze leidt tot meer dan beoefenend Atheïsmus, als men bij gelegenheid ingenomenheid met plegtigheden en leerstellingen huichelen kan, waarvan men niets gelooft, ofschoon de Kerkelijke dit voor zijn belang minder gevaarlijk acht, dan ernstig en vrijmoedig onderzoek der waarheid.
Mogt daartoe de Leerrede van den waardigen Vicaris-generaal dienen! Het schijnt, dat er betere dagen in het Godsdienstige voor Vlaanderen en Braband aanlichten. Mogten zij zich niet bedriegen, die deze Leerrede van een' Geestelij-