Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821(1821)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 489] [p. 489] Inval. Ziet ge, meisjelief, dit roosje, Dat zijn blaadjes openspreidt, En zijn geuren, mild en zuiver, Door de zoele lucht verbreidt? Zie! wat blos ligt op die blaadjes! Zie dien gloed, zoo zacht en teêr! - Ach! een woeste hand genaakt ze, Blos en gloed bestaan niet meer. ‘Maar, wat heeft dan toch dat roosje Zulk een droevig lot bereid?’ Zie het nader - voel de takjes - 't Roosjen is de dorens kwijt. Zoo wordt, meisje, van uw wangen Ligt ook onschulds blos geroofd, Als gij de ijdle en wufte rede Van den lossen knaap gelooft. Maar de wapens, die het roosje Van natuur zoo wijs ontving, Weren de onbedachte schennis Van den dartlen woesteling Lieve! ook gij bezit een wapen, Dat u voor verleiding hoedt; Dorens zijn der roos geschonken, Eedle fierheid uw gemoed. Steeds dat wapen aangegrepen, Als de wellust u belaagt, En de rozeblos der onschuld Blijft uw sieraad, lieve maagd! P.M.F... B.... Mei, 1821. Vorige Volgende