De nieuwe empedocles.
Eenige dagbladen hebben reeds met een enkel woord gesproken van den, in het begin dezes jaars, voorgevallen' sprong eens Franschmans in den krater van den Vesuvius. Eenige bijzonderheden dezer ijzingwekkende daad vonden wij vermeld in den brief eens reizenden Engelschmans uit Bristol, onlangs aan een' zijner vrienden geschreven.
Op den 10 Januarij II. bezocht ik den Vesuviusin gezelschap van een' Franschman, met name gauteret, die mij, op mijne reis van Marseille tot hiertoe, had verzeld. Ik bemerkte daarbij niets ongewoons in hem, behalve dat hij, toen wij weder bij den Kluizenaar terugkwamen, zijnen naam, dien hij te voren in het vreemdelingsboek had geschreven, weêr doorschrapte. Wij kwamen overeen, den berg nog eenmaal te bestijgen, en des anderendaags, 11 Jan., vervoegde hij zich diensvolgens bij mij. Naardien mij echter het eerste bezoek niet wel bekomen was, ontschuldigde ik mij, en hij verliet mij, naar het scheen, gemelijk wegens mijne weigering. Ach! hadde ik toen slechts kunnen gissen, wat daarna is gebeurd!.... Toen ik in de daaraan volgende week zijn treurig einde vernam, begaf ik mij terstond naar den berg, en de kluizenaar verhaalde mij het volgende.
Des zondags was de Franschman in de Heremitage gekomen, en had daar dien nacht geslapen, nadat hij den ganschen dag op den berg had rondgezworven. Ook den maandag was hij daar verbleven, en had verschillende lavasoorten gezocht. Des dingsdags zeide hij tot den Kluizenaar, dat hij nog eenmaal den krater bezien wilde, en nam daartoe eenen gids mede. Naauwelijks den krater bereikt hebbende, gaf hij