Hij liet den Cipier van Newgate tot zich roepen. Deze verscheen.
‘Hebt gij onder uwe gevangenen niet een', die de kunst verstaat, om alle soorten van sloten zoodanigerwijze te openen, dat men het niet kan ontdekken?’
Na eenig bedenken antwoordde de Cipier: ‘Ja; ik geloof, dat thomas green die kunst verstaat. Maar de spitsboef is reeds ter dood veroordeeld, en zal morgen opgeknoopt worden.’
‘'t Is wèl; ga heen, en zend mij den kerel.’
De Cipier verwijderde zich, en bragt terstond den misdadiger, onder zekere bewaring, tot den Protector.
Cromwell legde hem dezelfde vraag voor. De ter dood gedoemde verzekerde, dat hij volkomen in staat was, om aan des Protectors verlangen te voldoen. Men deed hem proeven geven van zijne gevaarlijke behendigheid aan de kunstigste sloten. Geene derzelve mislukte. Cromwell was daarover ongemeen voldaan, en vertoonde den gaauwdief de teekening van eenen tuin, in welks midden een paveljoen stond. ‘In dit laatste,’ sprak hij, ‘zijn vele deuren, elke derzelve met drie verschillende, sterke sloten voorzien. Maakt gij u sterk, die alle, zonder gedruisch, en zonder dat iemand eenige verkrachting kan vermoeden, te openen?’
‘Waarom niet?’ hernam de schelm koen. ‘Al waren er honderd deuren, en elke van die met duizend sloten voorzien, ik zou ze openen en er binnen komen.’
Cromwell nam nu den kerel in zijn kabinet; hier zeide hij tot hem: ‘Ik zal u niet slechts het leven, maar eene rijke belooning schenken, grooter zelfs, dan gij denkt, bijaldien gij eenen last volvoert, tot welks uitvoering gij mij geschikt voorkomt.’
Thomas green beloofde alles tot zulk een' prijs.
‘De tuin met het paveljoen, waarvan ik u straks de afteekening vertoonde, ligt in Madrid, en gij zult ze daarvolgens gemakkelijk uitvinden. Gij reist alzoo naar Madrid; verschaft u, door uwe kunst, vroeg in den morgen, heimelijk den toegang tot dat paveljoen; werpt dezen verzegelden, maar weder geopenden brief onder eene, in eene met rood behangsel bekleede kamer zich bevindende, schrijftafel; verwijdert u dan onbemerkt, en keert onverwijld naar Engeland terug. De noodige gelden tot de heen- en wederreize zal ik u onmiddellijk doen ter hand stellen.’