| |
| |
| |
Bijdrage tot de geschiedenis der verdraagzaamheid onder de protestanten in de tegenwoordige eeuw.
Aan den Redacteur der Vaderlandsche Letteroefeningen.
Mijn Heer!
In uw geacht Maandwerk voor Maart 1821, No. III, gezien hebbende eene ‘Bijdrage tot de Geschiedenis der Onverdraagzaamheid onder de Protestanten omtrent het midden der zeventiende Eeuw,’ neem ik de vrijheid U te zenden eene ‘Bijdrage tot de Geschiedenis der Verdraagzaamheid onder de Protestanten in de tegenwoordige Eeuw,’ met verlof, om daarvan naar goedvinden gebruik te maken.
Op den 13 Jan. 1819 gebeurde de volgende, en toen ter tijd veel geruchts makende, bijzonderheid in Londen.
Samuel sibley en zijne Vrouw, samuel jone, en zijn Zoon (10 jaren oud), thomas jones, john angel, james dodd, thomas smith, en eduard slater (12 jaren oud), geloofden een bevel uit den Hemel ontvangen te hebben, om de tweede komst van den silo op Aarde aan te kondigen. Ten einde dit bevel te gehoorzamen, begaven zij zich, op den gemelden dag, naar dien kant buiten de stad Londen, vanwaar zij door Temple Bar (de eenige nog overgeblevene stadspoort) de groote stad konden intrekken. Ten negen ure des voormiddags begon hun optogt; elk hunner was versierd met een' strik van wit lint op den hoed, en eene kleine star van geel lint op de borst. Sibley was aan het hoofd der processie, dragende in de eene hand eene groote koperen trompet, die met vele blaauwe en witte linten pronkte. Hij werd gevolgd van de twee jonge knapen, die naast elkander gingen, en elk eene kleine vlag van ligtblaauwe zijde in de hand omhoog hielden; de zes overigen volgden twee aan twee. Op deze wijze begaven zij zich door de volkrijkste straten, tot dat zij in het midden der stad gekomen waren. Het is onnoodig hier te melden, dat zij van eene groote menigte volks vergezeld werden, die van tijd tot tijd nog aangroeide, en eindelijk ontzettend geworden was; elkeen nieuwsgierig zijnde, werwaarts deze vreemde optogt gerigt, en wat deszelfs doel was. Eindelijk op de plaats gekomen, die sibley begreep, dat het middelpunt der stad was, hield hij stil, en maakte eenen aanvang
| |
| |
met de plegtigheden, die hij te verrigten had. Hij begon met luidruchtig op de trompet te blazen, en toen kondigde hij met een ernstig gelaat op de plegtigste wijze aan, dat de silo, de Vorst des Vredes, voor de tweede maal op de Aarde verschenen was. - Zijne Vrouw riep daarop met eene luide stem uit: Wee, wee den Inwoners der Aarde, van wege de komst van silo!.... Beide deze aankondigingen werden zeer dikwijls herhaald, en gingen telkens vergezeld met de stemmen van de andere leden der processie, die dezelfde woorden zoo luidkeels uitriepen, als hun doenlijk was. Het gedrang was nu verschrikkelijk; elke toegang tot deze plaats opgepropt vol volk, zoodat koets noch kar door die straten konden doordringen. Het gemeene volk begon nu deze verdwaasde lieden uit te lagchen en te bespotten, hetgeen door hen zeer euvel werd opgenomen. Het gevolg was, dat men drek en modder op hen wierp, aan sibley de trompet gewelddadig ontnam, en de beide vlaggen aan stukken scheurde; hetwelk op eene dappere en stoutmoedige wijze door de proclamanten, die alle jonge en sterke gasten waren, beantwoord werd. Het gevecht werd nu algemeen en bloedig. De menigte, echter, behaalde weldra de zegepraal over het kleine aantal, dat nu op den grond en onder den voet geraakt was. Intusschen was het volk zoo kwaadaardig geworden door den tegenstand, dien het van sibley en zijne medgezellen ondervonden had, dat deze dwazen zekerlijk vertrapt en verpletterd zouden geworden zijn, indien niet gelukkig twee Officieren van de Politie, die door de menigte heendrongen, hen met hun gezag gered, gevangen genomen, en naar eene veilige plaats gevoerd hadden. Terstond daarop werden zij naar het Raadhuis voor den zittenden Magistraatspersoon gebragt; terwijl hunne uitwendige gedaante genoeg te kennen gaf, welk eene
ontmoeting hen in hunne plegtige werkzaamheden bejegend was. Zij waren alle met drek en modder bijna geheel bedekt, terwijl de Hoogepriester sibley daarenboven nog bloedige kenteekenen in zijn aangezigt droeg. Toen hun gevraagd werd, wat hen bewogen had zich zoo te gedragen, en de openbare rust der stad te verstoren, antwoordde sibley, (gebiedende intusschen alle de tegenwoordig zijnde, op eenen toon van gezag, een diep stilzwijgen te bewaren) dat het hem leed deed, niet in staat te zijn, om in bijzonderheden te treden, met betrekking tot zijne Goddelijke zending. Doch met weinige woorden wilde
| |
| |
hij zeggen, dat eene hemelsche stem, door middel van dien knaap (wijzende op slater), hem bevolen had, de komst van den Vorst des Levens op Aarde aan te kondigen. Hij was gelast, om de tweede verschijning van den silo op dezelfde wijze en met hetzelfde gezag bekend te maken, als joannes de dooper de eerste verschijning had aangekondigd. Deze aankondiging moest hij, drie herhaalde ma len, in het midden der groote stad, met het geluid der bazuin verrigten. Hij en zijne medgezellen hadden dus niets meer gedaan, dan het bevel van God opgevolgd, waarin zij zich zoo vreedzaam, als mogelijk, gedragen, en zich met niets of niemand bemoeid hadden, tot dat zij eerst door het volk waren aangevalien. Nu ging hij voort, den aard en de natuur der hemelsche stem, waarmede hij verwaardigd was geworden, te verklaren; zeggende, dat zulks geschied was door middel van gezigten, die aan den knaap vertoond waren geworden, en die sedert de laatste veertien maanden meer dan 500 bedroegen. Hierop begon zijne Vrouw hare stem te verheffen, en kon getuigenis dragen van de zekerheid der komst van den silo, want zij had hem nu reeds vier malen in hare armen gehad..... De Voorzitter van den Magistraat viel haar in de rede, en verklaarde, dat het elkeenen in het oog moest loopen, dat deze lieden, indien zij niet werkelijk van hun verstand beroofd waren, onder eene begoocheling van zinnen verkeerden. Hij zeide tot hen, dat het veel beter geweest zou zijn, dat zij hunne gewone bezigheden verrigt hadden, dan zoo veel oproer en beweging in de stad te veroorzaken, terwijl zij tevens hun eigen leven in gevaar bragten. Hij raadde hen ten ernstigste aan, die dwaasheden niet wederom te herhalen. Sibley antwoordde, dat het niet meer dan regt en billijk was, de bevelen van God te gehoorzamen doch als ingezetenen wilden zij zich ook aan de wetten der burgerlijke
Overheid onderwerpen, en uit dien hoofde de gedane aankondiging niet meer herhalen; ofschoon hij elkeenen verzekeren kon, dat de silo werkelijk voor de tweede maal op Aarde verschenen was.
De Magistraat merkte aan, dat men zich zoo op eens op hun woord niet verlaten kon, maar hen in eene veilige bewaarplaats zou laten brengen, en op den volgenden dag wederom verhooren zoude. Hierop werden zij, zoo spoedig mogelijk, in koetsen, naar een gevangenhuis gebragt. - Onvoorzigtig zou het geweest zijn, hen dadelijk wederom los
| |
| |
te laten; want het gemeene volk, dat in groote menigte rondom het Raadhuis vergaderd was, zou hen waarschijnlijk op nieuws hebben aangerand. Een der aanhangers van sibley, toen hij in de koets stapte, opende zijnen rok, en vertoonde zijne gele star, uitroepende, dat het de kleur van God was; terwijl een ander nog eens helder op de trompet blies, die men hem na het verhoor had teruggegeven.
Op den volgenden dag werden sibley en zijne aanhangers wederom voor den Magistraat gebragt. De Voorzitter (zijnde een ander, dan op den vorigen dag) vroeg hem, of hij te voren ooit eenige aanvallen van krankzinnigheid had gehad; hetgeen hij met neen beantwoordde, er bijvoegende, dat de zaak, die hij geloofde en bekend maakte, vooraf naauwkeurig door hem was onderzocht geworden, en hij zich nu van hare waarheid volkomen overtuigd hield. Hij geloofde den Bijbel van blad tot blad, en kon zeer gemakkelijk de voorzeggingen aantoonen, die nu hare vervulling erlangden. Hierop liep hij, met eene verwonderlijke vlugheid, en op zijne wijze welsprekend, alle de gezigten door, waarmede slater begunstigd was geworden, en verklaarde, dat hij zelf ooggetuige geweest was van wonderen, die door den knaap verrigt waren geworden. Gedurende zijn spreken haalde hij verscheidene plaatsen uit den Bijbel aan, en paste dezelve toe op zijn geliefkoosd onderwerp, besluitende met de profetie van joël, waarin gemeld wordt, dat ‘in de laatste dagen de ouden droomen zullen droomen en de jongen gezigten zien.’.... Gevraagd zijnde, tot welke godsdienstige gezindheid hij behoorde, en naar welke kerk hij ging, was zijn antwoord: dat zijne kerk zijn eigen huis was; dat er omtrent 30 personen van zijn gevoelen waren, die dikwijls bijeenkwamen, om met elkander den Bijbel te lezen, en bevelen van God te ontvangen. Hij had nu Gods bevel, om alle verdere aankondiging van de komst van silo te staken; en, indien men hem alle de schatten der wereld wilde geven, om het weder te doen, zou hij het niet durven wagen. De Regering kon derhalve gerust zijn, dat hij zich niet weder met zulk een oogmerk in de straten der stad begeven zoude. Hierop verklaarde zijne Vrouw en ook alle de andere eenpariglijk, dat zij dit bevel even zoo zeker zouden gehoorzamen als het vorige, en niet wederom de aankondiging herhalen. - Nu
gaf de Voorzitter hun eene gepaste vermaning, en vergunde hun, naar hunne woningen
| |
| |
terug te keeren; hetgeen thans veilig geschieden kon, maar op den voorgaanden dag niet zonder gevaar voor mishandeling had kunnen plaats grijpen.
Gelukkig intusschen voor sibley en zijne medeproclamanten, dat zij niet in het jaar 1641, of 1787, door gezigten vermaand geworden zijn, om, in het midden der groote stad Amsterdam, hunne belangrijke aankondigingen te doen; want welke vreesselijke vervolgingen zouden zij van de Edel Groot Achtbare Heeren Schepenen, in de beide gemelde jaren, niet te duchten gehad hebben!
Met achting noeme ik mij
Uwen bestendigen Lezer
J.W.
Londen, den 5 April 1821. |
|