Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821
(1821)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijIets, over Susanna van Baerle, echtgenoote van Constantijn Huigens, en hunne kinderen.De beoefening der vaderlandsche geschiedenis was te allen tijde bij onze landgenooten eene geliefde en aangename bezigheid. Vandaar dat dit land, meer dan eenig ander, op een aantal schrijvers, die deszelfs lotgevallen opteekenden, mag bogen. Het getal van kronijken, spiegelhistorialen, jaarboeken, geschiedverhalen enz. is niet gering, vooral wanneer | |
[pagina 125]
| |
men de weinige uitgestrektheid van dit land in aanmerking neemt, en bedenkt, dat deze geschriften meestal slechts betrekking hebben op de zeven, eertijds vereenigde, thans noordelijke provinciën. Geene stad, ja bijna geen dorp, of het heeft zijnen bijzonderen geschiedschrijver, die deszelfs oorsprong en lotgevallen der vergetelheid poogde te ontrukken. Is deze zucht, deze ijver, om als geschiedschrijver op te treden, altijd even nuttig voor de echte kennis van de geschiedenis van ons land geweest? - Niet gaarne zou ik deze vraag volmondig met ja beantwoorden. Hoe velen toch waren er, die, zonder de minste roeping tot deze zoo moeijelijke taak, alles ontbrekende, wat een goed historieschrijver onmogelijk kan missen, zonder oordeel, zonder smaak, ongerijmde volksverhalen als waarheden nederschreven, en laffe familiesprookjes als orakeltaal boekstaasden! Anderen, ontbloot van echte wijsgeerte, van de kennis van het menschelijk hart, van de drijfveren, die de daden der menschen besturen, zagen zich bij elken voetstap omringd door nevelen, welke zij niet wisten op te klaren; en de tegenstrijdigheden, waarmede hunne schriften zijn opgevuld, getuigen van den donkeren nacht, waarin zij hebben rondgetast. Weder anderen, weggesleept door ijver voor de partij, welke zij waren toegedaan, zagen alles uit een verkeerd oogpunt, laakten al wat hunne tegenpartij mogt verrigten, terwijl zij de daden van hunne vrienden hemelhoog verhieven. Anderen, eindelijk, meenden door het overschrijven van deze tegenstrijdigheden, of door dezelve, uit onkunde, nog te vergrooten, zich den naam van geschiedschrijvers waardig gemaakt te hebben. - Vandaar, dat de beoesening van onze zoo schoone vaderlandsche geschiedenis in latere dagen met zoo vele hinderpalen te worstelen had; dat er een geoefend oog, een verlichte geest, een juist oordeel, eene onpartijdige beschouwing en eene wijsgeerige toetsing vereischt wordt, om niet in de slingerpaden van dezen doolhof den weg bijster te geraken. Doch, heil zij onze eeuw! het ontbrak sedert een vijstigtal jaren geenszins aan mannen, die, alle de bekwaamheden tot dit werk in zich vereenigende, de handen moedig aan den ploeg sloegen, en van wier akkers reeds zoo vele schoone, smaakvolle vruchten zijn ter markt gebragt. De zucht tot zelf onderzoeken, tot opsporen der verouderde | |
[pagina 126]
| |
tukken, die echte bronnen, waaruit men putten moetGa naar voetnoot(*), wordt dagelijks grooter, en doet ons de schoonste hoop op eenen rijken oogst koesterenGa naar voetnoot(**). Namen te noemen, zal hier overbodig zijn. Wie kent de namen niet dier noeste letterploegers? Hunne bekende bescheidenheid duldt geene openlijke hulde. Maar niet alle de bronnen, waaruit men de geschiedenis kan putten, zijn reeds even gretig bij ons geopend geworden. Ééne vooral houdt, ik weet niet welk vooroordeel, hetgeen bijzonderlijk bij onzen landaard heerscht, tot nog toe bijna geheel gesloten. Ik heb hier het oog op de Geslachtregisters (Genealogiën). Wat men er ook tegen in moge brengen, derzelver gepaste beoefening kan door een wijsgeerig historieschrijver niet gemist worden; daar hij, zonder dezelve, meermalen in verlegenheid geraakt, hoe deze of gene gebeurtenis, gedrag of houding van eenig persoon te verklaren, ja zich dikwerf blootstelt, de zotste misstellingen te begaan. Hoe menigmaal ziet men, in de geschiedenis van eenig volk, een' man optreden; hem, schoon ontbloot van alle verdiensten of bekwaamheden, eene glansrijke rol spelen, en zijnen nakomelingen aanzien en magt nalaten. Wij verwonderen ons hierover, en weten van deze plotselinge verheffing geene reden te geven. Doch nu zien wij uit zijne geslachtlijst, dat hij aan den een' of anderen alvermogenden man vermaagschapt is, en het raadsel wordt opgelost. Hoe | |
[pagina 127]
| |
menig een toch werd staatsman, omdat hij een' oom had, die zich aan staatzaken had toegewijd! hoe menig een werd geleerde, omdat zijn bloedverwant een hoogleeraarsambt be klecdde! Soms ziet men een geheel geslacht van het tooneel verdwijnen; men spoort te vergeefs hiervan de oorzaken op; eindelijk ontdekt men, dat dit geslacht met een ander was vermaagschapt, hetwelk bij den ondergang van deze of gene partij tuimelde, en in dezen val zijne bloedverwanten met zich medesleepte. En waar nu kan dit alles gereeder van toepassing zijn, dan in ons vaderland, hetwelk, helaas! te allen tijde met partijschappen te worstelen heeft gehad? - De beoofening der geslachtregisters moet derhalve door den wijsgeerigen beoefenaar der geschiedenis niet verwaarloosd worden: en evenwel is dit bij ons veelal het geval. Wij bezitten slechts weinige schrijvers, welke dezen tak der historie opzettelijk behandeld hebben; en nog de meesten dier weinigen zijn hierin zoodanig te werk gegaan, dat zij meer na- dan voordeel aan deze beoefening toegebragt hebben. De meeste toch der gedrukte geslachtlijsten, ons door goudhoeven, van leeuwen en hunne naschrijvers overgeleverd, zijn losse, onvolledige fragmenten, waarin waarheid en logen dooreengemengd zijn: het zijn veelal opgaven, door samiliën aan die schrijvers gedaan; maar zóó gedaan, dat zij er datgene aflieten, wat hun onaangenaam was, en meermalen bijvoegden, wat zij er gaarne bij zagen. De schrijvers handelden hierin veelal ter goeder trouw; die op hen volgden, schreven insgelijks ter goeder trouw, hetgeen zij vonden, over, en dus kreeg eene misstelling eindelijk de kracht van waarheidGa naar voetnoot(*). Het is mijn oogmerk niet, hier eenige van die misstellingen op te tellen; mijn oogmerk is alleen, om door het volgend voorbeeld aan te toonen, tot welke misstellingen het verwaarloozen van de beoefening der geslachtregisters aanleiding kan geven, en hoe wij door deze beoefening in sraat gesteld worden, onbekende waarheden te ontdekken.
(Het vervolg en slot hierna.) |
|