Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821
(1821)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijOver eenige latere en hedendaagsche Italiaansche improvisatoren.Ga naar voetnoot(*)Het dichten voor de vuist over allerlei onderwerpen is eene gave, met welke de Natuur de Italianen boven andere beschaafde volken schijnt begunstigd te hebben. De Toskanen, Romeinen en Napolitanen munten echter boven anderen daarin uit. Den lieden dezer kunst (de Improvisatoren) worden allerlei onderwerpen ter behandeling opgegeven. Na zich weinige oogenblikken bedacht te hebben, barsten zij als in geestdrist, nu eens zingende, dan declamerende, uit. Heeft zoodanige Improvisator eene melodieuze stem, dan zingt hij, gewoonlijk onder accompagnement van eenig instrument, en verhoogt daardoor het vermaak van degenen, die hem hooren. In het tegengestelde geval is hij genoodzaakt, dit gemis van zang door declameren te vergoeden, en zegt dan zijne verzen zonder behulp van eenige muzijk op. Hierdoor wordt, wel is waar, de moeijelijkheid zijner kunst, maar ook de verbazing zijner toehoorderen vermeerderd. Een der uitstekendste Improvisatoren van lateren tijd was de ongelukkige ludovico serio, die, tot aan het einde zijns levens het vermaak en de bewondering van in- en buitenlanders, te Napels, in 1799, in de bekende katastrophe, die aan zoo vele voortreffelijke mannen het leven kostte, mede omkwam. Van eenen anderen aard, dan bij de meeste zijner tijdgenooten, was de geestdrift, die hem bezielde. Hij bleef op den duur, zelfs dan, wanneer zijne verbeelding het meest in vuur was, althans naar den uiterlijken schijn, buitengemeen | |
[pagina 121]
| |
kalm. Zeer bedaard las hij de opgaven, welke men hem voorleide, en bleef een oogenblik als in zich zelven verdiept staan; nu gaf de muzijk, in zachte, roerende toonen, die harmonische rhytmen aan, welke door de bekwame hand van paisiello gecomponeerd zijn; en dan eerst begon de dichter zijn gezang. Hij wisselde dikwerf van versmaat af, al naar dat de aard van het behandelde onderwerp zulks vereischte. Alles scheen bij hem natuurlijk en een gevolg zijner willekeur te zijn. Hij scheen die dichterlijke woede, welke zich in dergelijke gevallen van de andere Improvisatoren meester maakt, geheel in zijn bedwang te hebben. Zijn ligchaam was ijskoud, en de hevige gemoedsbewegingen in zijn binnenste deden zich alleen kennen door groote zweetdroppels, die van zijn voorhoofd nedervielen. Met deze voorregten paarde hij eene kunst, die hem bijzonder eigen was; hij wist, namelijk, alle onderwerpen, die hem gelijktijdig opgegeven waren, ook tot een geheel te verbinden, zoodat zijne voorstelling niets anders scheen dan een enkel gedicht, waarin de onderscheidene opgaven als zoo vele episoden voorkwamen. Eenmaal werden hem de volgende onderwerpen, de Erfzonde, de Kometen, de Ebbe en Vloed, ter behandeling opgegeven. Hij verbond dezelve op de volgende wijze: Adam, midden in het Paradijs, en in het volle bezit der menigvuldige vreugde, beschouwt de pracht en grootheid der natuur. Bovenal trekt echter het stelsel der planeten zijne aandacht. Onder het veelvuldig wonderbare, daar op te merken, slaat hij ook den loop der kometen gade, en meent, daar hij wijsgeerige, dichterlijke denkbeelden en volksmeeningen bijeenvoegt, dat in deze ligchamen de aankondigingen van onheilen zijn aan te treffen, die hem en zijn geslacht treffen zullen. Hij wordt echter, niettegenstaande zijn voorgevoel en zijne profetische inzigten, door dwaling en zonde overmeesterd, daarop uit het Paradijs verdreven, en veroordeeld om straf te lijden en zijnen val te beweenen. In zijne radeloosheid neemt hij de vlugt, en verdwaalt. De lucht, de aarde, en alle levende wezens, met één woord, alles, wat hem omringt, schijnt hem te vervolgen. Hij komt eindelijk aan het strand der zee, juist op het tijdstip van de eb; waardoor het hem toeschijnt, dat zij op zijne nadering terugdeinst. Daar hij volstrekt geene reden van dit verschijnsel weet te geven, ziet hij zulks voor een ontwijfelbaar bewijs aan, dat de geheele natuur hem met asgrijzen beschouwt, | |
[pagina 122]
| |
omdat hij met den Goddelijken toorn beladen is; en, daar hem volstrekt geene schuilplaats op de geheele aarde meer overgebleven is, geeft hij zich aan de wroegingen zijns gewetens over, en bejammert zijn ongeluk. Zoodanige talenten bezat serio. Een tijd- en kunstgenoot, met name antonio jérocadès, bezat meer taalkundige geleerdheid en wijsgeerte, gelijk hij ook eenige vertalingen van Grieksche en Latijnsche dichters vervaardigd, en zelfs eenige oorspronkelijke gedichten in die talen geleverd heeft. Ludovico rossi zou het in deze kunst zeer verre gebragt hebben, daar hij de vlugheid van serio met de kundigheden van jérocadès vereenigde; maar hij kwam, in eenen jeugdigen leeftijd, bij dezelfde gelegenheid om als serio, en oefende, reeds ter dood veroordeeld, zijne kunst nog, tot weinige oogenblikken vóór zijn einde, uit. En de Heer gianni heeft evenzeer zijne tijdgenooten als zijne voorgangers in deze kunst, als 't ware, doen vergeten. Bij deze berigten, ontleend uit eene Verhandeling van den Heer salfi: da genie des Italiens et de l'etat actuel de leur literature, willen wij nog voegen, wat de Heer w. muller van twee dezer lieden zegt, die hij in 1818 te Rome hoorde. De eerste was een meisje van 17 jaren, rosa taddri geheeten, maar meer bekend onder den naam van licort partenopea; de andere heette tommaso sgricci, van Arezzo, en bekend onder den naam van terpandro. Rosa taddei gaf verscheidene voorstellingen in het Theatro della Valle, waarbij het gewoonlijk aldus toeging: Aan den ingang van het parterre stond eene zilveren vaas, in welke het aan ieder, die binnenkwam, vrijstond, een briefje te werpen, behelzende een onderwerp, dat hij wenschte behandeld te zien. Hierop kondigt eene zeer eenvoudige muzijk de opkomst der dichteresse aan; met haar verschijnt te gelijk de zilveren vaas op het tooneel, en een onbekend persoon trekt uit dezelve een bepaald getal onderwerpen, die hij luide opleest, en der dichteresse ter hand stelt. In de Akademie (voorstelling), op den 24 Febr. 1818 gehouden, werden de volgende onderwerpen getrokken: la morte del Comte Ugolino, Sasso c Faone, la morte d' Isigenia, la morte d'Egeo, il cinto di Vencre, Cariolano. Vóór zij aan het eerste gedicht begon, ging zij eenige malen in gedachten op en | |
[pagina 123]
| |
neêr, en noemde voor het orkest een nommer. Hetzelve speelde hierop een zangstuk eenige malen, en nu viel zij in met hare klagten over den dood van Graaf ugolino, terwijl zij nu eens zong, dan weder declameerde, en wel op eene wijze, die aan Italianen, in hunne Opera's aan een parlando en recitativo secco gewoon, vrij harmonisch moest voorkomen. Bij ieder nieuw onderwerp vorderde zij ook nieuwe muzijk; somtijds vroeg zij van het publiek eindrijmen en tusschenregels; liet ook wel den vorm bepalen bij sommige van deze gedichten. Op het einde van ieder stuk viel zij geheel afgemat op eenen stoel neêr, en de heilige woede, (dat ik het zoo noeme) die haar gedurende het gezang vermeesterd had, bragt gewoonlijk eene flaauwte te weeg, die alleen door de luidruchtige toejuichingen der menigte en het gebruik van een glas ijs weder een einde nam. Tommaso sgricci trad het eerst in Florence en andere Toskaansche steden, vervolgens te Venetië en te Milaan op, en gaf gedurende de groote Vaste van 1818 te Rome vier Akademiën in het Venetiaansche paleis. Hij draagt zijne verzen zonder muzijk voor, en bezit zulken rijkdom en vlugheid van gedachten, zooveel tegenwoordigheid van geest, en is zoo vaardig in dramatische daarstelling, dat hij niet slechts enkele romancen, waarvan hem onderwerp en versmaat is voorgeschreven, op het oogenblik voordraagt, maar zelfs, onder de opgaven, onderwerpen voor treurspelen vraagt, die hij al dichtende zelf uitvoert. De verschillende handelende personen weet hij, door verscheidenheid van stem, stand en gebaren, naauwkeurig genoeg aan te wijzen; zoodat hij het onmogelijke schijnt te verrigten. In eene dezer Akademiën werden door hem de volgende onderwerpen behandeld: le nozze di Amore e Psiche, la morte di Saffo, la morte di Socrate, een treurspel in drie bedrijven, met koren. De Academia Tiberina gaf, ter eere van dezen dichter, een feest, op hetwelk hem eene gouden medalje zou worden ter hand gesteld. Hij beloofde dus te dezer gelegenheid eenige nieuwe proeven van zijne kunst. Een lid der Akademie trok uit de verzamelde opgaven de volgende twee: Coriolano, en la morte di Lucretia, een treurspel in drie bedrijven, met koren. Hier, waar hij nu voor de eerste maal als gekroonde dichter zou optreden, spande hij alle krachten in, om zich zelven te overtreffen. En heezeer het waar moge wezen, dat zijne verzen, wanneer men ze leest, wat bont en hard | |
[pagina 124]
| |
zijn, zoo zijn, bij de uitvoering, die beelden en kleuren zoo aangenaam en treffend, dat hij in 't algemeen voor den grootsten meester in deze kunst in Italië gehouden wordt. Zoo verbazingwekkend deze kunst ook zijn moge, kan men echter niet beweren, dat de dichtkunst door haar eene enkele schrede is vooruitgegaan; veeleer kan men haar als eenen teruggang der dichtkunst beschouwen: want, gelijk het eigenaardig middel der dichtkunst, om hare gewaarwordingen en gedachten uit te drukken, de woorden zijn, zoo overschrijdt de Improvisator het gebied der dichtkunst, en begeeft zich, door zang en declamatie, in dat der muzijk, waar toonen het eigenlijk middel ter uiting der gewaarwordingen zijn; maar deze kunnen nooit duidelijke denkbeelden (die de dichtkunst vereischt) voortbrengen. Het zou volstrekt onmogelijk zijn, te begrijpen, hoe deze Improvisatoren zoo terstond, zonder eenige voorbereiding, iedere opgave konden behandelen, zoo men niet wist, dat zij te voren de voornaamste stukken (loci commanes) der Grieksche en Romeinsche fabelkunde en geschiedenis reeds voor zich zelven behandeld hadden; welke stukken zij dan bij voorkomende gelegenheden te pas brengen en invlechten. Als gevolg daarvan hoort men ook wel eens heden uit den mond van socrates dezelfde redeneringen, die gisteren door seneca op het einde zijns levens werden voortgebragt; gelijk men het zich ook op elk tooneel moet laten welgevallen, tusschen de wanden, die heden de kamer der Prinses eboli versierden, morgen de Vestale te vinden. Signor sgricci onderscheidt zich echter, door zijne grondige en wetenschappelijke kunde, op eene voordeelige wijze, van al zijne andere kunstgenooten. |
|