| |
Verdeeling der planten over den aardbodem.
(Naar malte-brun.)
In de verdeeling der planten over den aardbodem doen zich verscheidene bijzonderheden op, die moeijelijk te verklaren zijn. Sommige leven in gezelschap, en beslaan uitsluitend uitgebreide landstreken, waar zij elke andere plantensoort verbannen. Alzoo strekt zich door Jutland, Holstein, Hanover, Westfalen en Nederland eene lange keten heuvels uit, eeniglijk bedekt met gewone heide, en de soort, tetralix genaamd. Sedert eeuwen gaan de landbouwende bewoners den toenemenden aanwas van deze groeijende legermagt te keer; doch met weinig gevolg. Het is opmerkenswaardig, dat het geslacht erica (heide) niet wordt gevonden, dan slechts aan ééne zijde van on- | |
| |
ze planeet. Van de honderd zeven en dertig heidesoorten, welke, tot nu toe, bekend zijn geworden, treft men niet ééne aan in de nieuwe wereld, van Pensylvanië en Labrador af, tot aan Nootka en Alaschka. De heide schijnt zelfs niet zeer gemeen in Azië. Het meerendeel der woudboomen van Europa, zelfs de krachtigste soorten, houden reeds op te tieren omstreeks de Uralische bergen, inzonderheid op de hoogte der boorden van den Tobol en de Irtych. Ofschoon onder hetzelfde klimaat, wassen zij niet in Siberië. De eik, de notenboom en de wilde appel volgen insgelijks deze wet. Te vergeefs zou men van dezelve een spoor zoeken, van den Tobol af, tot aan Daourië. De twee eerstgemelde soorten doen zich evenwel weder plotseling op aan de boorden van den Argoun en van den Amur; de laatste vertoont zich weder van nieuws op de Aleutische eilanden.
De koude wereldstreek bezit maar weinige soorten; maar, is de zomer in den omtrek der pool zeer kortstondig, de groei is daarentegen zeer snel, en die weinige soorten vermenigvuldigen zich dan meer, dan men wel denken zou. Het groen des poolzomers bepaalt zich tot de kusten, tegen het zuiden gelegen; hetzelve is van korten duur, maar voortreffelijk soms. Behalve de mossen en de lichens, vindt men er vooral de varens, de kruipende planten, en de besdragende heesters, zoo als de aalbezie, de rubus chamoemonus, de rubus areticus, en de verschillende soorten van vaccinium, hulp- en verkwikkingsmiddelen van Siberië en Lapland. Nergens elders zijn die vruchten zoo menigvuldig en zoo saprijk. Dezelfde wereldstreek gedoogt mede eenige boomsoorten, inzonderheid den berk en den wilg; maar zij blijven dwergen, en schieten slechts op tot een of twee voet. Maar zoo groot is het voorregt van het klimaat van Europa, dat zelfs Lapland, bijna geheel binnen den poolkring gelegen, rogge en groenten voortbrengt, en, volgens de hermelin, schoone wouden zou bezitten, zoo eene slechte huishoudkunde derzelver vernieling niet had te weeg gebragt. Daar de mossoorten van IJsland en Groen- | |
| |
land mede op de Alpen en Pyreneën worden aangetrofsen, kan men zeggen, dat de poolkringlanden geene plantensoort uitsluitend bezitten.
De noordelijke gematigde wereldstreek verdeelt men, ten aanzien van het plantenrijk, in twee gelijke deelen; maar de grens van deze halve wereldstreken is, volgens de plaatselijke luchtsgesteldheid, van de 50ste tot de 40ste parallel, aan verschil onderhevig.
Waar de koude wereldstreek eindigt en de gematigde aanvang neemt, begint het eeuwige groen der pijnen en dennen; boomen, welker vorm de cristallisatie nabij komt, en welke, te midden der winters, de levenswarmte behoudende, de volken van het noorden gelijken, die, onder hun streng klimaat, al de krachten van vernuft en moed ontwikkelen.
Verscheidene vruchtboomen, als appelen, peren, kersen, pruimen; zekere groenten, als kool, erwten, radijs, tieren beter, of worden meer aangekweekt, in de noordelijke helft der gematigde wereldstreek. Het vlas en de hennep zijn er te huis. Het groen is er meer bekoorlijk, vooral in de aan zee gelegene landen. Naar gelange men verder komt, krijgen de eik, de ahorn, de olm, de linde de overhand boven den pijn- en den dennenboom. De keurigste vruchten, de olijf, de citroen, de oranjeappel, de vijg, en, onder de wilde boomen, de ceder, de cipres, de kurk, behooren meer bijzonder tot het meer zuidelijk gedeelte van dezelfde wereldstreek. Er is zelfs een merkbaar onderscheid in de teelt der groenten aan deze en aan gene zijde van den 45sten graad. De boonen, de linzen, de artisjokken schijnen ten zuiden dezer linie te huis te behooren; de uije is er minder wrang; verscheidene welriekende of smakelijke plantvoortbrengselen, zoo als de aardnoten (trufses), bereiken niet dezelfde volkomenheid ten noorden van deze scheidslinie.
De wijnstok en de moerbezie beslaan het midden tusschen parallel 30 en 50. Ja, zoo de wijnstok de menschelijke beschaving gevolgd is tot den 50sten graad en zelfs verder, is dit alleen in Frankrijk, Duitschland en Hon- | |
| |
garije; een te klein gedeelte van den aardbol, om niet als eene uitzondering aangemerkt te worden. Het ware vaderland van den wijnstok is ten zuiden van den 45sten graad. De volken, die ten noorden dezer linie wonen, dwingen, door inspanning van arbeid en kunst, datgene van hunnen bodem af, wat de natuur verkwist aan de onwetendheid der wijnbouwers van Italië, en aan de luiheid van die van Spanje.
De perziken, de abrikozen, de amandelen, de wilde kweeperen, de kastanjes en de noten vreezen evenzeer de nabijheid van den keerkring en den poolcirkel.
Wat de granen betreft, de haver en de gerst zijn de soorten, die zich het best met de koude verdragen; de gerst vooral schijnt, naar gelange van den duur des zomers, het tijdperk van haar groeijend leven te verlengen of te verkorten. In Lapland en te Olekminsk, in Siberië, rijpt zij in zeven of acht weken; en toch wordt zij, in weerwil van dezen verbazend snellen wasdom, somwijlen door den winter verrast. Tusschen den 60sten en 40sten graad vult de meer gelukkige landbouwer zijne schuren met rogge, tarwe, gierst en boekweit. Rijk met deze schatten, benijdt hij niet aan de meer zuidelijke ftreken, omstreeks den keerkring gelegen, derzelver rijst, Turksch koren, en meer dergelijke soorten. Deze granen, min voordeelig aan de gezondheid en de krachten van den mensch, kunnen zelfs ter breedte van 50 graden nog gelukken; doch eene goede landhuishoudkuunde geeft aan min onzekere verbouwen de voorkeur.
De ten noorden van de Alpen geboren Europeaan vormt zich ligtelijk een verkeerd denkbeeld van die gesteldheid der wereldstreek, ter breedte van 40 en 25 graden gelegen. Onze schoone eikenbosschen, onze bekoorlijke weiden verlatende, gewoon in den zomer een kruid- en bloemtapeet te drukken, trekt hij over de Alpen, de Cevennes, de Pyreneën: en hem trest het naakt en verbrand voorkomen van Provence, Italië of Spanje. Hij verbeeldt zich aan gene zijde der Middellandsche zee de uitgebreide zandwoestijnen van Afrika, en wordt geneigd te geloo- | |
| |
ven, dat die geheele wereldstreek door de natuur geheel misdeeld is van boomen; doch hij bedriegt zich. Het is echter waar, dat in al de landen, gelegen in de nabijheid der Middellandsche zee, een gedeelte van den grond uit dorre rotsen bestaat. De schilderachtige schoonheid van Italië heeft voornamelijk haren grond in het aangenaam contrast van de onbezielde ruwe rotsen met het krachtvol groeijend plantenleven, hier en ginds over de oppervlakte verspreid. Maar overal, waar deze rotsen, minder gespleten, het water op de vlakte der aarde terughouden, zoo als op de verrukkelijke boorden van het meer Albano, heeft Italië zijne eikenbosschen, even zoo lommerrijk en frisch als die, welke men in het noorden van Europa bewondert. De groote woestenijen of zandzeeën van Afrika zijn plaatselijk, en hebben niets gemeen met de hoedanigheid der wereldstreek, daar dezelve evenzeer gevonden worden in Perzië en Tartarije onder eene hoogere hemelbreedte. Zij zijn, als men het stelsel van de luc aanneemt, de hooge gronden of bezaksels van de oude zee des aardbols.
Men moet evenwel erkennen, dat de warme gematigde wereldstreek, dat is, tusschen de 40ste en 25ste parallel, in 't algemeen minder duurzaam vochtig is, en derhalve een minder schoon plantenrijk bezit, dan de koude gematigde wereldstreek. De Vereenigde Staten en China maken hierop eene uitzondering, als zijnde streken, alwaar, ten gevolge der aardrijkskundige ligging, de klimaten der koude gematigde en der verzengde hemelstreek onmiddellijk ineenloopen, en dikwijls elkander afwisselen, hetwelk de aangenaamste verscheidenheid te weeg brengt van den noordelijken plantengroei en dien van de streken onder den equator.
De zoogenaamde verzengde wereldstreek bezit rijkdommen uit het plantenrijk, welke men vergeess verlangen zou onder de overige luchtstreken van den aardbol te naturaliseren. 't Is daar, dat men de saprijkste vruchten en de meest prikkelende specerijen ziet tot rijpheid komen. Alle plantengroei heeft daar meer kracht, meer verscheidenheid en meer luister. De sterke invloed der zon kweekt daar de plant tot heester en den heester tot boom. Het is daar niet maar enkel een vocht, dat in de aderen der planten omloopt: het zijn balsems, gommen, sappen, die den moeijelijk te bevredigen en verstompten smaak des wellustigen Europeaans streelen en opwekken; het zijn dierbare en onvergelijkelijke geneesmiddelen te- | |
| |
gen de kwalen, welke de menschheid belegeren. Welk een paradijs, als men daar de beschaving en de zedelijkheid kon overbrengen! Het is daar, dat zich verheffen het suikerriet, de koffijboom, de palm, de broodboom, de pisang, de uitgebreide baobab, de cacao, de vanilje, de kaneel, de muskaatnoot, de peper- en kamferboom, e.z.v. Men vindt er vele soorten van verfhout en bijzondere graansoorten, zoo als de durra, de holcus, de cambu, de kebru, die bijna eeniglijk onder de verzengde wereldstreek te huis behooren; terwijl die zelfde wereldstreek niet beroofd is van eenige andere soort, welke onder een' minder brandenden hemel voortkomt. De plant, immers, die in Siberië op de vlakte tiert, vindt men op de hoogste toppen der bergen onder de linie terug, en langs de helling dier zelfde bergen worden de voortbrengsels der gematigde wereldstreek wedergevonden.
De aanblik van het plantenrijk, onder den equator, betoovert de verbeelding; 't is daar, dat de planten de prachtigste vormen ontwikkelen. Even als, onder de winterbuijen van het noorden, de schors der boomen bedekt is met mossoorten, zoo worden, tusschen de keerkringen, de stam van den anacardium, en die van de reusachtige vijg, door het cymbidium en de welriekende vanilje verlevendigd. Het frissche groen der bladeren van den pothos steekt af bij de bloemen der orchideës, met eene duizendvoudige verscheidenheid van bonte kleuren geschakeerd. De bauhinia's, de klauterende passiebloemen (grenadilles) en de banisteria's met goudgele bloemen, slingeren zich om de tronken der woudboomen. Teedere bloemen ontstaan uit de wortels der theobroma, alsmede uit de dikke, ruwe en zwartkleurige schors van de kalebas en van de gustavia. Te midden van dit zoo overdadige plantenrijk, en van deze vermenging van zich door elkander slingerende ranken, heeft de natuuronderzoeker dikwijls moeite te onderkennen, tot welken stengel de bladeren en de bloemen behooren. Een eenige boom, omgeven door de paullinia, de bignonia en de dendrobium, vormt eene groep van planten, die, van elkander gescheiden, eene aanmerkelijke plaats zou beslaan. In de heete wereldstreek hebben de meest saprijke planten een meer schitterend groen, grootere en schoonere bladeren, dan in noordelijke klimaten. De in maatschappij levende planten, die het voorkomen der velden in
| |
| |
Europa eentoonig maken, ontbreken bijna geheel onder den equator. Boomen, tweemaal hooger dan onze eiken, dragen bloemen, zoo groot en zoo schoon als onze leliën. Aan de overschaduwde boorden van de Magdalena-rivier, in Zuid-Amerika, groeit een klimmende baarwortel (aristoloche), welks bloemen vier voeten omtreks hebben. De kinderen vermaken zich met dezelve als hoofddeksel te gebruiken. Voeg bij dit tafereel de reusachtige vormen der baobabs, welker omtrek zich soms tot 80 voeten uitbreidt; alsmede de niet minder stoute gestalte der eucalyptus en der palmboomen (à cire), die, 150 tot 180 voeten verheffing bereikende, luchtgalerijen vormen boven de huiven der bosschen.
De geweldige hoogte, tot welke zich, tusschen de keerkringen, geheele landstreken opbeuren, en de koude luchtsgesteldheid dier verhevenheden, verschafsen aan de bewoners der heete wereldstreek eene zonderlinge vertooning. Behalve van groepen palmboomen en bananen, zien zij tevens zich omgeven door boomen, die enkel in de noordelijke streken schijnen te huis te behooren. Cipressen, dennen en eiken, barbarisse- en elzenboomen, die de onzen nabijkomen, overdekken de bergachtige landschappen van het zuiden van Mexiko, zoo wel als de keten der Andes onder den evenaar.
De gematigde zuidelijke wereldstreek zou nu ons plantbeschrijvend tafereel des aardbodems moeten voltooijen, zoo men durfde verzekeren, dat aldaar, met opzigt tot het plantenrijk, eene zoodanige wereldstreek besta. Maar het schijnt, dat de drie uiteinden van Amerika, Afrika en Nieuw-Holland, in deze wereldstreek begrepen, niet dan koloniën van het plantenrijk bevatten, die, van uit de heete wereldstreek dier drie gedeelten des aardrijks, zich naar het zuiden verspreid hebben. Volgens dit oogpunt is het waarschijnlijk, dat het plantenrijk van elk dezer drie uiteinden van het vasteland, zelfs dan, wanneer zij beter bekend waren, eerder plaatselijke tooneelen dan een algemeen tafereel zoude opleveren. |
|