Specimen Literarium, &c. d.i. Letterkundige Proeve over het gevoelen van Socrates aangaande de Godheid, en wat hij door de Deugd verstaan heeft, enz. verdedigd, ter bekoming van het Doctbraat in de Letteren, door C.J. Brand, Kapenaar. Lugd. 1820. 8vo. pag. 36.
Een Recensent, ten minste die van dit werkje, leest altijd eerst de voorrede van een boek, waarover hij zijn oordeel gaat zeggen, omdat de Schrijver in de voorrede meestal eenige bijzonderheden opgeeft, welke den Recensent in zijn oordeel te stade komen. Zoo had de Heer brand het voornemen gehad, om eene Verhandeling te schrijven over de Wijsgeerte van Socrates, uit de Gedenkwaardigheden van Xenophon opgemaakt. Daarbij moesten aanmerkingen komen, in welke brand onder anderen onderzoeken zoude, in hoe verre de Leer van Socrates in de Treurspelen van Euripides zigtbaar is. Eindelijk wilde hij bij iedere stelling van Socrates die plaatsen van Diogenes Laërtius voegen, ter staving van het gevoelen van casaubonus, dat Diogenes veel uit Xenophon heeft overgenomen. Maar dit plan is door een schielijk opkomend vertrek naar de Kaap de Goede Hoop geheel verijdeld, zoodat de Heer brand met alle haast dit kleine werkje heeft moeten opstellen, als hebbende daartoe niet meer tijds gehad dan eene week. Wij hebben het met de noodige aandacht gelezen, en gelooven den Schrijver gaarne op zijn woord. Wij hopen intusschen, dat hij, behouden in het andere wereld-