Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1821
(1821)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 685]
| |
Boekbeschouwing.Over het Bestuur der Voorzienigheid, zigtbaar in de bevordering van de verbreiding van den Bijbel in onze dagen; door J.J. Hess, Antistes van de Kerk te Zurich. Uit het Hoogduitsch. Te Groningen, bij M.J. van Bolhuis. In gr. 8vo. XVI, 146 Bl. f 1-5-:Terstond na den titel van dit, te lang reeds onvermeld gebleven werkje, vonden wij ons verrast door eenige dichtregelen, waarmede onze onsterfelijke de groot zijn wijdvermaard opstel, over de Waarheid van den Christelijken Godsdienst, aan de Vaderlandsche Zeelieden heeft toegeëigend. Geene Voorrede van den Vertaler zou ons zoo zeer voldaan hebben, als deze wèl bijgebragte herinnering uit dat onschatbaar boeksken, overgebragt in onderscheidene talen van Europa, en echter in zijne oorspronkelijke uitgave even schaars, als weinig bekend bij den Nederlandschen Lezer. Men ziet toch daaruit, dat de groot, boven alle voordeel, welk de Nederlandsche Zeevaardij zou mogen oogsten, dit inzonderheid den Volke, als haar Goddelijk doel, aanprijst: ‘Opdat gij brengen zoudt diep in 't verzengde land
Een aangenamer vuur van Goddelijken brand;
Opdat, alwaar men ziet des Hemels twalif lichten,
Gij 't licht, door twalif boôn ontsteken, zoudt gaan stichten;
Opdat gij voeren zoudt tot aan het winterhuis
En aan de zuider as 't Jeruzalemsche kruis.’
Voorzeker, hadde de Gevangene op Loevestein, wanneer hij dit schreef, in onze betere tijden van Christelijken Kerkvrede mogen leven, en getuige zijn van die verspreiding des Bijbels aan alle wereldöorden, waarop het voor ons liggend geschrift doelt, met welk eenen rijkdom en kracht van tale zoude hij niet daarin die Goddelijke Voorzienig- | |
[pagina 686]
| |
heid erkend hebben, welke ons thans de achtingwaardige en onder nuttigen arbeid aan de H. Schrift en hare Geschiedenis grijs geworden hess leert waarnemen en eerbiedigen! Meer behoeft niet gezegd te worden, om den Vertaler onzen dank te betuigen voor de uitgave van dit werkje; en, na het gezegde, na het beroep tevens op den grooten hugo, is de naam alleen van hess, zoo wij vertrouwen, eene volledige aanprijzing van hetzelve bij elk onzer Landgenooten, die in den Bijbel, als Volks- en Huisboek, en in deszelfs verbreiding, een vroom belang stelt. Het achtbaar betoog des hoogbejaarden mans, dat de H.S. alle aanspraak heeft op dien titel, is, naar ons inzien, met groot regt ingevlochten in dit zijn opstel, en stopt den mond aan het ligtvaardig oordeel van andersdenkenden; gelijk het hun wederspreekt, die van elders licht ontleenen willen, dan uit deze ware bron des lichts, of die vermeenen zouden, dat onze Goddelijke oorkonden niet in haar geheel behooren verspreid te worden onder Heidenen, of menschen, daarmede onbekend. De zaak der Bijbelgenootschappen wordt dus door den Schrijver op dien vasten grond gehandhaafd. Zij vinden trouwens in hem eenen sterken en kundigen verdediger, die met kracht van bewijzen aantoont, hoe geschikt deze Stichtingen zijn, om eene vermetele Wijsgeerte, die in Europa tot Ongeloof henenvoert, te onder te brengen; om de aloude achting voor den Bijbel te herstellen, waar zij nog kwijne; om den Christelijken vrede bij de verdeelde Kerkgezindten te begunstigen, door haar terug te voeren tot dien algemeen geheiligden standaard des geloofs; en om de Heidenen uit hunne duisternis allengs over te brengen tot de betere kennis van licht en waarheid. Bij het ontwikkelen en aandringen van dit nut, treffen wij steeds in hess den Menschenvriend, den hartelijken Christen aan, afkeerig van dweeperije, sektengeest en verkeerden ijver. Wel eens bespeurden wij in zijne voordragt de breedsprakigheid van den ouden dag; de aangelegenheid der behandelde stoffe, echter, doet den Lezer haar te eerder voorbijzien, en behaagt | |
[pagina 687]
| |
daarentegen het stukje door verscheidenheid van welaangelegd bijwerk. Heeft dit intusschen eenig nadeel, dat min aandachtigen afgeleid worden van den titel en het voorname doel, alles nogtans is ingerigt, om het Bestuur der Voorzienigheid in de zaak der Bijbelverbreiding, als harer begunstiginge waardig, te doen uitkomen. Toevallig immers was de eerste aanleiding tot het Bijbelgenootschap te Londen; geene staatkunde, geene handelbedoeling had op hetzelve eenigen invloed; aanvankelijk had de stichting zelfs met menige zwarigheid te worstelen. Andere soortgelijke, echter min weldadige, min veruitziende Inrigtingen; de tijden zelve, waarin het Ongeloof stouter dan ooit het hoofd opstak, en de Oorlog (in 1804 env.), stonden in den weg, en sneden buitenlandsche deelneming af. Men overwon nogtans, met bedaard en voorzigtig beleid, deze hindernissen. Het uitgebreider doel stemt broederlijk in met kleinere, voormaals geopende werkkringen. Van alle kanten stroomen in Grootbrittanje schatten zamen tot het weldadig einde, en deszelfs Handel baant het Genootschap den weg, om zijne Bijbelvertalingen in afgelegene werelddeelen, door dienst van Zendelingen, te verspreiden. Eenmaal op goeden grond gevestigd, gaven, zoo van vermogenden als geringen, ontvangende, en gaven uitdeelende, waar menschlievendheid zulks gebieden mogt, breidde zich deze heilzame Stichting inzonderheid uit met en na den gesloten Vrede. Europa, dat zoo veel kracht en rijkdom besteed had aan den Krijg en om het Geweld te onder te brengen, offert nogtans op nieuws, en spant boven hope zijn vermogen in, om met en door den Bijbel het menschdom te helpen zegenen. De Grieksche en Latijnsche Kerk, eigene behoefte aan het lezen en de kennis der Schrift gevoelende, neemt deel in een Genootschap van Protestantschen oorsprong. Ruslands verstandige Keizer bevordert met name de Bijbelverspreiding in deszelfs uitgebreide Staten. Het Heilige Verbond ademt gelijken geest van Christelijke vereeniging, ondanks het Kerkverschil, als reeds zich vertoonde in het Britsche Bijbelgenoot- | |
[pagina 688]
| |
schap, en dit ontving van daar aanzienlijken steun en sterken opgang. Veel goeds, het is uitgemaakt, heeft reeds dit werk van menschen onder Gods zegen bevorderd; eindeloos meer schijnt men daarvan zich te mogen beloven in de toekomst: langs soortgelijke wegen toch, door bevordering of opwekking van het verslaauwend beoefenen der H. Boeken, zoo bij de Joden, als in de Christelijke Kerk, heeft de Voorzienigheid (getuige zij de geschiedenis van den Bijbel en die der Hervorming) groote dingen voorbereid. Men miskenne dus, besluit hess, in dezen Gods vinger niet, of schorte ten minste zijn oordeel op, naar den wijzen raad van gamaliel (Hand. V). Met deze losse schets van den belangrijken inhoud van dit niet uitgebreide geschrift van hess nemen wij van hem, niet zonder ernstige aanbeveling nogtans der groote zaak, waarover hij ons onderhield, ‘het lezen en helpen lezen des Bijbels,’ een minzaam afscheid. Daartoe wenschen wij dit werkje in vele handen: en wordt, gelijk wij hopen, weldra een tweede druk vereischt, dan raden wij den Vertaler, zich op goed Hollandsch meer te bevlijtigen, en door een aantal Hoogduitsche zegswijzen (of Germanismen) het geoefend oor niet te kwetsenGa naar voetnoot(*). |
|