ven, vooral niet aan het oogmerk om deze preek te doen drukken. o Neen! alleen omdat zoo velen hem verzochten, dat hij zijn geschrift hun leenen wilde, geeft hij, de gevolgen van dat uitleenen willende voorkomen en allen op eenmaal voldoen, deze leerrede uit, alleen voor zijne gemeente; en daar nu dezelve in meerder handen, dan in die dezelve afschrijven wilden, komen zal, verzoekt hij, dat men deze betuiging wel in het oog houde. Dat begrijpen nu alle voorproevers van het publiek, zoo als de Ridder de Recensenten, op het voorbeeld van Mr. weiland, noemt, wier kritiek hij schijnt te willen ontgaan; maar - wat er nu verder volgt, dat er aan dit opstel niet meer tijd, dan om eene gewone leerrede (van 67 bladz.?) te schrijven, heeft kunnen besteed worden, en dat iemand, die hoe langer hoe meer tot doordenken en ernst gestemd wordt, niet iets bevalligs zoude kunnen schrijven, dat begrijpt althans de steller dezer beoordeeling niet, die evenwel veel minder bevalligs dan deze leerrede gelezen heeft, dat de vrucht van minder doordenken en ernst was. Hij is blijde over de luim des nu zoo ernstigen mans, bij wien (maar dit zijn de woorden van
Do. scharp) het vlagge en puntige zoo aflijt, en is hem dankbaar voor zijne voldoening aan het verzoek zijner hoorders.
Zonder nu juist deze leerrede als zoodanig te willen beoordeelen, of aanmerkingen te maken op de uitvoerigheid derzelve, welke wij van scharp wel gewoon zijn, betuigen we onzen wensch, dat dit stukje velen ouden en jongeren van jaren bekend worde en ten zegen verstrekke! Waarlijk, men zal er veel uit leeren, zeer veel zich herinneren, en het hart heilzaam bewogen gevoelen door gewaarwordingen, die niet kunnen nalaten dat heil te doen beijveren, dat zich, in verschillende jaren en standen des levens, aan eene verlichte godsvrucht aansluit, en bij den grafkuil nog doet juichen.
Onze lezers mogen eenigermate hier eene schets vinden van scharp's leerrede, opdat die hen uitlokke, om zich dezelve aan te schaffen.