echter is, gelukkig, te voorbarig geweest, gelijk de lezer zal merken uit de opgave der artikelen, die hier in nog geene 200 bladzijden behandeld worden. Doch wij zien in het Voorberigt van den Nederduitschen Uitgever, dat wij dit geschrift hebben te beschouwen als een aanhangsel van grooter werk over Gezelschap, Gezelligheid en Omgang, waarvan ons eene vertaling beloofd wordt, onder voorwaarde, dat deze Kleinigheden een goed onthaal genieten. Dit hopen wij, die verlangen naar de lezing van des Schrijvers werkje over de Verkeering met Kinderen; en, kan onze aanbeveling eenig meerder vertier aan deze Kleinigheden geven, gaarne betuigen wij dan hier onzen wensch, dat men dezelve niet gering achte, en verzekeren wij den lezer een aangenaam en nuttig onderhoud van dit boek.
Zie hier, wat, na eene korte inleiding, in hetzelve voorkomt. Het spreken en zwijgen; fluisteren; luidruchtig spreken; schaterend lagchen; het zoogenoemd brijen; lispen; eentoonig spreken; nabootsen eener gebrekkige uitspraak; te haastig spreken en antwoorden; wanvoegelijke uitroepingen en overdrevene uitdrukkingen; te dikwerf herhaalde uitdrukkingen. Dit alles over het spreken en zwijgen in de gezellige verkeering: maar voorts welvoegelijkheid in de houding; al te groote levendigheid; stijfheid; complimenten; het groeten; de handkus en handdruk; het aanspreken; hoe vaart ge? het is mooi of slecht weer, ezv.; het afnemen van den hoed. Verder over het gedrag in gezelschappen; gedienstigheid, zucht om te believen; inschikkelijkheid omtrent liefhebberijen, meeningen, ligchaamsgestel, ongelukken en gemoedsbestaan van anderen; verdraagzaamheid jegens den geest der tijden en de heerschende meeningen; te groote gemeenzaamheid jegens anderen; slordigheid in de kleeding; wanvoegelijke gedragingen bij het spel; spotzucht en kwaadsprekendheid.
Wij kunnen niet anders, dan over de wijze, op welke pockels over deze onderwerpen schrijft, onze geheele voldaanheid te betuigen. Veel wetenswaardigs en belangrijks zal men hier lezen, in een' den leeslust gaande houdendenstijl; doormengd is het onderrigt des Schrijvers met karakterkundige opmerkingen, die door dusgenoemde anecdoten veelal zeer gepast afgewisseld en opgehelderd worden; en, waarlijk, het is zeer veel, dat men hier bijeen vindt, en dat zeer vele is goed, op zijne plaats, gesteld. Men leert, terwijl men zich vermaakt, en het hart, door menschenkennis, en alzoo