en heeft het daarom eene plaats naast anderen aangewezen, die niet ligt weder in handen genomen worden.
Wie weet, hoe boos ge nu wordt! Nu - hoor eens bedaard! Wij prijzen het zeer, dat ge, anders zoo ootmoedig van uzelven zeker als liefderijk van anderen denkende, naar den prijs gedongen hebt, die, in 1816, de tweede klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen uitloofde voor het best oorspronkelijk Nederduitsch Treurspel; en nog meer, dat er, onder de op nieuws ingezondene stukken, geen van u zich bevindt, dewijl anders die klasse van, immers, letterlievenden, die het met de kunst wèl meenen, alweder uwe taal en versificatie berispende, gevaar had kunnen loopen van in uwe ongenade te vervallen, en dan hadt ge u toch bezondigd.
Laat u de vereerende melding, die er van uw Treurspel door genoemde klasse gemaakt, en ons zeer wel bekend is, genoeg en tot aanmoediging zijn. Er wordt hier op dezelve niets afgedongen. En begrijpt ge nu niet, hoe echter uw zoo vereerd werk tot onbruik wordt veroordeeld? Zacht! elk heeft zijn' smaak. Recensent, de hooge waarde van het Treurspel, vooral van de zijde der zedelijke strekking, meenende te beseffen, vindt en zoodanig onderwerp, en zoodanige uitvoering voor zich ontoereikend, om die waarde te handhaven en dat doel te bereiken, en verlangt andere stoffe, van belangrijker inhoud, en tot bevordering van edeler gemoedsaandoening karakterkundiger uitgevoerd, zal hem een stuk, als oorspronkelijk Nederduitsch Treurspel, behagen. Hiermede ontzegt hij aan uw werk deszelfs verdienste niet, en gij moogt hem goeden smaak ontzeggen. Hieraan moet gij dan ook toeschrijven, dat hem die Rei van Priesters zoo erg verveeld heeft, met derzelver langwijlig gezang; niet alleen die langwerpige eerste regel: Vader der menschen en Goon, sterke ons uw invloed deez' dag! - want daar bleef het toen ook bij; maar die redeneertrant bl. 7, 8, en elke zang aan het einde der vier bedrijven. De redenen van dit mishagen kunt gij vinden in de Lessen van blair, III, vooral bl. 278-280, en de Taal- en Dichtkundige Verscheidenheden van bilderdijk, I, bl. 165, zonder dat gij den invloed van hun oordeel uw gevoel zoo behoeft te laten stemmen als deze aanwijzing bedoelt, want - er is altijd, zegt men, Meester boven Meester.
De feilen, in taal en versisicatie begaan, en daarom be-