Om nu tot het zuivere be rip der Staats-politie te komen, volgt hij daarin die leiding, welke door de zoo even genoemde Schrijvers is aangenomen, door namelijk in het tweede Hoofdstuk te onderzoeken, wat moet geoordeeld worden tot de Staats-politie niet te behooren. Volgens hen zoude dezelve moeten verdeeld worden in twee onderscheidene deelen, als van Dwang- en van Hulp-politie; de eerste, voor zoo verre zij behoort te zorgen voor de zekerheid des regts van zelfbehoudenis, zoo voor den algemeenen Staat, als voor b zondere Burgers, en voor de verzekering der volmakingsregten, zoo ten opzigte van den Staat zelven, als van deszelfs bijzondere Burgers; en de tweede, bij de inrigtingen ter bevordering der volksmenigte, den algemeenen gezondheidstoestand, der algemeene verstandsbeschaving en den uiterlijken algemeenen welstand, en ten aanzien der bijzondere Burgers, bij het behoud hunner natuurlijke en zedelijke krachten en derzelver uiterlijken welstand. Ook bij deze gelegenheid zondert de Schrijver, in zijne beoordeeling der genoemde verschillende opzigten, al datgene af, wat door al te stellige bepaling inderdaad tot een volstrekt despotismus of tot eene volslagene regeringloosheid zoude leiden, of wel onmiddellijk tot het regtswezen, bijzonderlijk tot dat van het strafregt, of ook tot de staatsbeschaving moet geoordeeld worden te behooren.
Zoo doende, komt dan de Schrijver, in het derde Hoofdstuk, tot de vaststelling van datgene, wat eigenlijk tot den werkkring der Staats-politie behoort; en hier maakt hij een allezins toepasselijk gebruik van zijne voorgaande onderscheiding omtrent al datgene, waarin de Staats-politie met de Staatsbeschaving, Staats-oeconomie en het Burgerlijk- en Straf-regtswezen zamenloopt, waarin hij wel toeftemt, dat de Politie somtijds een toeziend oog kan houden, zonder daarom echter te grijpen in die voorname vakken, wier behandeling aan de zorg van geheel onderscheidene personen moet toevertrouwd worden. Volgens hem bestaat de aard der Politie in het verhoeden van alle nadeelen, welke uit het gezellige leven kunnen ontstaan, en in de bevordering van alle voordeelen, welke daaruit kunnen voortkomen, zonder echter in eenig geval de regten van den Staat of die van bijzondere Burgers te mogen schenden.
Alsnu overgaande tot de opgave der zelfstandige Staatspolitie, onderscheidt de Schrijver die in twee verdeelingen, als voorzien met Dwangregt, of handelende zonder Dwang-