wenschen mag, geeft ons berigt van de aanleiding tot de uitgaaf dezer Brieven, en de goede gelegenheid, tot dezelve gevonden. De Weduwe loosjes verpligt de vrienden van gellert - en hij heeft die toch vele, en zal ze, hopen wij, in nog grooter getal hebben en behouden, ook in ons vaderland - door deze Familiebrieven, goed vertaald, hun in handen te geven. Achter dezelve vindt men eene Redevoering, door den Doopsgezinden Leeraar te Hengelo, die dit werkje vertaald heeft, b. rusburg, te Almelo uitgesproken, en die wij met genoegen gelezen hebben. Recensent herinnerde zich aanstonds de voortreffelijke Verhandeling van kist over gellert en zijne Schriften, door Mnemosyne bewaard (VI), en eene te weinig bekende Redevoering, mede van eenen zeer waardigen Godsdienstleeraar, h.n. ferf, over eenen in waarheid grooten man, geplaatst in het Nieuwe Maandschrift Tot Nut van 't Algemeen, door het Departement Groningen uitgegeven, (voor 1810, No. III) en verblijdt zich in de hope, dat door zoodanige en dergelijke aanprijzingen, die toch in onderscheidene kringen werken, gellert's schriften meer en meer bekend en gebruikt zullen worden. Het zegt toch niet weinig, dat een man als kist, die wel weet, wat goede smaak is, wenscht, dat de smaak, die in de eeuw van gellert heerschte, nimmer ophoude die van alle beoefenaren der fraaije letteren te zijn! Het zegt niet weinig, dat een ander Christenleeraar, c.w. westerbaen, in zijne Lofrede op lublink, wenscht: ‘o, Mogt dit boek (gellert's Zedekundige Lessen) weder ons
huisboek worden!’ En mag nu des Recensents aanprijzing van deze Brievenverzameling de vervulling van zulke wenschen mede helpen bevorderen, hij zal Gode dankbaar zijn; want - hoe veel nuts kan gesticht worden door gellert's schriften!
Men heeft hier eerst negenenzeventig, meestal niet groo. te, Familiebrieven, die, dat spreekt van zelve, alle niet even belangrijk zijn, maar belangrijk genoeg, want ze zijn van gellert, en vertoonen ons den man zoo als hij was, vroom, wijs, weldadig, op God vertrouwende, en - in één woord - een voorbeeld. ‘Brieven,’ zegt onze ockerse, ‘zijn karakterkundige leerboeken, en zij verdienen zoo veel te meer aanmerking bij den menschenkenner, omdat zij doorgaans in een vertrouwelijker toon gestemd zijn, dan schriften, die gepolijst worden, om eene openbare