dien zij op zulk een' man mag dragen. Eene te verregaande vrijmoedigheid mogt het nu geacht worden, zoodanig eene zwakke vrouw te berispen; en de edele gevoelens, die hare zangen bezielen, de heilzame strekking, die deze zangen hebben kunnen, maken haar der bescheidenste bejegening mede ten volle waardig.
Zonder dan aanmerkingen te maken op de manier, op welke zij de gekozene dichtstoffe behandelt, kunnen we echter de betuiging van onze spijt niet wederhouden, dat zij haar dichtstuk niet eens, vóór de uitgave, der beschaving ezv. door eene fiksche en vriendelijke hand heeft toevertrouwd. Dit spijt ons, en om den inhoud dezer zangen en menig' waarlijk schoonen regel in dezelve, en omdat wij haar regt vele lezers gunnen. Taal, stijl en versificatie hadden er dan, met geringe moeite er aan te besteden, beter en bevalliger uitgezien, en onze aanbeveling van dit boek ware de hartelijkste lofspraak geweest. Lof intusschen blijft zij verdienen, die, blijkens het niet weinig dichterlijk goede, de belangrijke uitweidingen, de waardige denkbeelden in, en de somtijds zeer geleerde noten onder deze zangen, niet aan alle vrouwen gewone vermogens en begaafdheden bezit. Wij spraken daar van noten; dezelve zijn alleen bij den tweeden zang, waar zij zingt, wat de oude voorgeslachten omtrent de onsterflijkheid, omtrent de goden dachten, en dan wijst, b.v., naar Herodotus, Plutarchus, Cicero, Euripides, Plato en meer anderen; b.v.
In Hermes wordt ook nog dees schoone plaats gevonden:
hieronder staat: ‘
Hermes Trismegistus, een Egyptisch wijsgeer, dien men voor den schrijver van vele boeken hield, welke in groote achting waren, en die door
Jamblichus aangehaald worden, in zijn werk,
de Myster. Egypt. Edit. Lug. an. 1553.’
Wat zeggen de Dames? Maar waar - om ook de religienze sentimenten van Mevr. van streek, en hare voordragt van Bijbel- en Christelijke leere, (de paradijs-geschiedenis, bl. 80, den Verlosser, bl. 89 ezv.) buiten aanmerking te laten - waar vandaan heeft zij toch den naam God Messias aan onzen Heiland leeren geven? bl. 89. Men kan Hem Gods Messias noemen; doch, daar de Dichteres, op de volgende bladzijde, den Arimatheër Jozef in den dooden Jezus,